e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

Gevonden: 1801
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek doek: dook (Heer) doek [SGV (1914)] III-1-3
doffer, mannelijke duif doffer: doffer (Heer), hoorn: hoore (Heer) een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dolle kervel dolle kelver: dølǝ kęlǝvǝr (Heer) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dompelen onderduwen: ónderduie (Heer) dompelen [SGV (1914)] III-1-2
donderen donderen: dòndere (Heer), rommelen: (bij aankomende donder)  rommələ (Heer) donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderslag donderslag: donderslaag (Heer) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderkoppen: donderköp (Heer), donderlucht: donderloch (Heer) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dondər (Heer), dònder (Heer) donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
donker, duisterx duister: duuster (Heer) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: duvelshoar (Heer) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1