e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

Gevonden: 1801
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kortwieken afsnijden: āfšnē̜i̯ǝ (Heer) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
koster koster: kəstər (Heer) koster [RND] III-3-3
kostganger kostganger: kŏsgĕnger (Heer) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
koud, mistig en somber weer dompig (weer): doompig (Heer), donker (weer): dònkel wêr (Heer), duister (weer): duuster wêr (Heer), mistig (weer): mistig (Heer), mottig (weer): mottig (Heer), mottig weer (Heer) donker [~ weer] [SGV (1914)] || koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: ener kawe wind (Heer) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
kous: algemeen hoos: haos (Heer), hoas (Heer) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] III-1-3
kousenband bindel: bindel (Heer) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter kouteren: kǫu̯tǝrǝ (Heer) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraakbeen knoers/knors: knoorsch (Heer) kraakbeen [SGV (1914)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krɛlkəs (Heer) kraaltjes [RND] III-3-2