e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heer

Overzicht

Gevonden: 1801
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met tegenzin met tegenzin: mèt têngezin (Heer) tegen heug en meug [SGV (1914)] III-1-4
metalen scheplepel voerpan: vōrpan (Heer) Lepel van metaal om varkensvoer mee op te scheppen. [N 18, 132; monogr.] I-12
metselaar metselaar: mętsǝlē̜ǝr (Heer), mɛtsǝlē̜r (Heer) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metselen: mɛtsǝlǝ (Heer) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
miauwen mauwen: Endepols  mauwe (Heer) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] III-2-1
middag (s middags) middag: midig (Heer) middag [RND] III-4-4
middagdutje middagslaap: middagschloap (Heer) middagdutje [SGV (1914)] III-1-2
middagdutje doen dutje doen: ⁄n dötsche doen (Heer), ungeren (ww.): ŭngere (Heer) middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] III-1-2
mier aamzeik: loomzeik (Heer) mier [SGV (1914)] III-4-2
mikken mikken: mikə (Heer) lonken (mikken) [RND] III-3-2