e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de stortkar doen achteroverslaan kippen: kipǝ (Heerlen) De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88] I-13
de stuipen hebben de begaving hebben: bəgòəving há:n (Heerlen) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] III-1-2
de tafel dekken de dis dekken: d⁄n dusch dekke (Heerlen), dis dekken: dösjdékkə (Heerlen) tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de tweede keer bakken afbakken: āfbakǝ (Heerlen), nabakken: noabakǝ (Heerlen) Uit de woordtypen blijkt dat dit voor de tweede keer bakken bestaat uit twee handelingen t.w. laten kleuren en laten drogen van de beschuit. [N 29, 63] II-1
de was blauwen (de) was blauwen: de wäsch bleije (Heerlen), blauwen: bluije (Heerlen) blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] || doorhalen (de was in blauwselwater doen) III-2-1
de was bleken bleken: bleeke (Heerlen, ... ), bleekə (Heerlen) bleken || het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)] III-2-1
de was doen beuken: bùkke (Heerlen) de was in de loog (houtas) zetten III-2-1
de was invochten insprinkelen: insjprinkele (Heerlen), invochten: invogtə (Heerlen) het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)] III-2-1
de watergoot reinigen (de) zouw reinscheppen: dǝ zǫw rēnšø̜pǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), de zouw leegscheppen: dǝ zǫw lęǝxšøpǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), de zouw zuivermaken: dǝ zǫw zȳvǝrmākǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Eisden]) [N 95, 790; monogr.] II-5
de wendakker ploegen voordel rijden: vø̄ǝdǝl rii̯ǝ (Heerlen) Na het ploegen van het grote middendeel van de akker moet men de keerstroken nog met de ploeg bewerken. Als er geen of maar één keerstrook is, omdat men op een (veld)weg of op een eigen of andermans perceel heeft kunnen keren, ploegt men aan het voor- en/of achtereind van de akker enkele dwarsvoren om het ongelijke en minder diepe begin van de lange voren weg te werken. [JG 1a; N 11, 47; N 11A, 137l; monogr.] I-1