e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doen vechten aaneenhangen: ! net het tegenovergestelde als in Van Dale: aaneenhangen, 2. (gew.) van personen: zich bij elkaar aansluiten, één lijn trekken.  hoŋ də ga:nsə wɛlt a:nə (Heerlen) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
dof, gedempt van geluid dof: dóf (Heerlen), hol: haoəl (Heerlen) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif doffer: dóffər (Heerlen), vogel: voegel (Heerlen), voeëgel (Heerlen), vūgəl (Heerlen, ... ), vôêgəl (Heerlen), doffer, vogel  vooegel (Heerlen) doffer, mannetjesduif || doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] III-4-1
dokter dokter: dokter (Heerlen) arts, geneesheer III-1-2
dokteren dokteren: dòktərə (Heerlen) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2
dolle kervel wilde kervel: welǝ kęrvǝl (Heerlen) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
dom dom: dom (Heerlen), stom: sjtóm (Heerlen) dom || niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)] III-1-4
domino domino: domino (Heerlen) Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)] III-3-2
domme man duppes: cf. Weijnen Et.Dialectwb. p. 36 s.v. döppes"= vaatwerk; ook dop, hoed (aarden pot)  duppes (Heerlen), gruwel: gruelle = potten en pannen  gruel (inne -) (Heerlen), hoorn: heur (Heerlen), kappeskop: kappeskop (Heerlen), klotskop: klòtskóp (Heerlen), stommerik: sjtómmerik (Heerlen), sjtómmərik (Heerlen) domkop || domoor || een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] || minkukel || stomkop III-1-4
dommekracht winde: weŋ (Heerlen) Werktuig om zware voorwerpen op te tillen. Het bestaat uit een zware kast, waarin een getande stang met haak door middel van een zwengel omhoog en omlaag kan worden bewogen. De dommekracht wordt onder het op te heffen voorwerp geplaatst. Zie ook afb. 3. [N 33, 219] II-11