e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drijftol konkernel: koonkernel (Heerlen), konkernol: draaitol  konkernol (Heerlen), vr.  konkernol (Heerlen) drijftol [SGV (1914)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)] || tol (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2
drijfvoeren drijfvoeren: drīfvōrǝ (Heerlen) Het voeren dat gebeurt, wanneer men de bijen tot het zetten van broed wil prikkelen. Wanneer de bijen nog behoorlijk in het voer zitten, hoeft de imker zich nergens om te bekommeren en kan hij het drijfvoeren laten. [N 63, 110c; Ge 37, 196] II-6
drijfvolk drijver: drīvǝr (Heerlen) Een door drijven verkregen volk. [N 63, 98b; A 9, 6; monogr.] II-6
drijfzand drijfzand: drīēfzānt (Heerlen) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
drijven drijven: drīvǝ (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Domaniale, Wilhelmina] ) Een mijngang of galerij langer maken. [N 95, 383; monogr.; Vwo 291] || Het verwijderen van bijen uit de woning door middel van kloppen, borstelen, stoten en afjagen op een korf met nest, met het doel honing te oogsten. [N 63, 98a; monogr.] II-5, II-6
drinkbak voor de koeien drinkbak: dreŋk˱bak (Heerlen) Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
drinkbeker beker: bèker (Heerlen), Verklw. beëkerke  beëker (Heerlen), bierkaraf: beerkraf (Heerlen), drinkbeker: drinkbäeker (Heerlen), pul: pul (Heerlen, ... ) beker || drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
drinkbus blik: bleǝk (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), blēǝk (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), pul: pul (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) De blikken fles waarin men drank, meestal koffie, bewaart. De opgave "lutte" uit Q 121 is metaforisch gebruikt. Wanneer iemand die bijzonder veel dorst heeft een hele grote drinkbus meebrengt zegt men wel dat hij "eŋ lo̜t" (luchtkoker) heeft meegebracht (Lochtman pag. 76). [N 95, 52; monogr.; Vwo 127; Vwo 158; div.] II-5
drinken drinken: drinke (Heerlen, ... ), drinkə (Heerlen), lepsen: lepsje (Heerlen), lessen: lesjə (Heerlen), zuipen: zoepe (Heerlen) drinken [DC 03 (1934)] || drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinken bij de zeug zuigen: zūgǝ (Heerlen) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12