e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dynamo dynamo: dinamo (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]), dynamo (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]) De kleine dynamo die gekoppeld is aan een door perslucht aangedreven turbine en de benodigde elektrische stroom levert voor de persluchtlamp. [N 95, 259] II-5
eau de cologne slagwater: sjlááchwáátər (Heerlen) reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 86 (1981)] III-1-3
eb, laagtij laag water: lîech wáátər (Heerlen) eb, teruggaan van het water van de zee en de toestand van laag water [N 81 (1980)] III-4-4
echo echo: èchoo (Heerlen), nagalm: nòəgálm (Heerlen) een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)] III-4-4
echte koekoeksbloem koekoeksbloem: kukuksblōm (Heerlen) Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.] I-5
echtgenoot man: d’r man (Heerlen, ... ), man (Heerlen, ... ), mán (Heerlen), miene maan  maan (Heerlen), mens: mĭĕnsj (Heerlen) (man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)] || [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] || de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)] || echtgenoot || ega || gemaal III-2-2
echtgenote vrouw: de vrouw (Heerlen, ... ), vròw (Heerlen), mieng vrouw  vrouw (Heerlen) (vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)] || de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)] || echtgenote || ega || gemalin III-2-2
eed eed: eid (Heerlen) eed [SGV (1914)] III-3-1
eekhoorn eekhoorntje: eekheurke (Heerlen), dim.  eejkhurke (Heerlen), eek(h)örke (Heerlen), uit: eekhörke  eekörke (Heerlen), eekkatsje: eekketske (Heerlen) eekhoorn [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || eekhorentje [SGV (1914)] III-4-2
eelt, eeltknobbel eelt: eelt (Heerlen, ... ), eeltknobbel: eeltknoebel (Heerlen), kwert: kwät (Heerlen) eelt, eeltknobbel [SGV (1914)] || eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2