e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hart hart: hat (Heerlen, ... ) hart [RND], [SGV (1914)] || Holle spier in de borst die door pulserende bewegingen de bloedsomloop gaande houdt. [N 28, 88a] I-11, III-1-1
hartelijk hartelijk: hàttəlich (Heerlen), vriendelijk: vruntəlich (Heerlen) welgemeend, uit het hart komend [gul, hartelijk, vriendelijk] [N 87 (1981)] III-3-1
harten in het kaartspel harten: Hatten- of hattere-oas.  hatten-oas (Heerlen), hattere-oas (Heerlen) Hartenaas. III-3-2
hartenjagen (kaartspel) hartenjagen: hartejage (Heerlen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
hartig hartelig: hàttəlich (Heerlen) een zoutachtige, pittige smaak hebbend (hartig, hartelijk) [N 91 (1982)] III-2-3
hartinfarct hartslag: hàtsjláách (Heerlen) Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (vang, kramp, infarct, hartverlamming). [N 84 (1981)] III-1-2
haten haten: hate (Heerlen), háátə (Heerlen) een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] || haten [SGV (1914)] III-3-1
haver haver: hāvǝr (Heerlen) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
havermout havermout: havermout (Heerlen), havermoët (Heerlen), havermoutvlokken: Eigen syst.  havermout-vlokke (Heerlen) Havermout [N 16 (1962)] || havermout [SGV (1914)] III-2-3
havermoutpap havermoutspap: havermoutspap (Heerlen), Eigen syst.  havermoutspap (Heerlen) Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)] III-2-3