e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepelen hoepelen: /  hoepele (Heerlen), hoepen: /  hoepen (Heerlen), reepslaan: reepschloaë (Heerlen), Joonge, koomt de reep sjloaë, jongens, komt hoepelen.  reep sjloaë (Heerlen), repen: reepe (Heerlen), repe (Heerlen), rēpə (Heerlen) / [SND (2006)] || b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] || hoepelen [SGV (1914)], [SND (2006)] || Hoepelen. III-3-2
hoepelrok hoepelrok: hoepelrok (Heerlen) Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)] III-1-3
hoepels van de huifkar repen: rēpǝ (Heerlen) Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99] I-13
hoest hoest: hoos (Heerlen), stubhoest: štø̜phōs (Heerlen  [(Emma)]   [Winterslag, Waterschei]) hoest [SGV (1914)] || Hoest als gevolg van het mijnstof. [N 95, 964] II-5, III-1-2
hoesten hoesten: hoeste (Heerlen), hooste (Heerlen, ... ), kruchelen: kreugele (Heerlen), zich murg hoesten van de stub: %%zinnetje%%  dęǝ hōst zex mørǝx van dǝr štøp (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) [N 95, 964]hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] II-5, III-1-2
hoeveelheid hooi die men opsteekt gaffel: gafǝl (Heerlen) De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a] I-3
hoge herenschoen hoge schoen: hoeëg schoon (Heerlen) herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)] III-1-3
hoge hoed cilinder: cilinder (Heerlen), Zie ook hoeëgezieë.  cilinder (Heerlen), hoge hoed: hoeëge hood (Heerlen), hoge zijden: Zie ook cilinder.  hoeëgezieë (Heerlen) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] || zijdenhoed III-1-3
hoge hoed bij begrafenis cilinder: cilinder (Heerlen), hoge hoed: hoeëge hood (Heerlen) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-2-2
hoge rijgschoen bottine: betienes (Heerlen) rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)] III-1-3