e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kippenvel hoendervel: hôndervèël (Heerlen), kippenvel: kippevel (Heerlen), kippevèl (Heerlen), kippevèël (Heerlen) kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)] III-1-2
kipper kiep: kip (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), kiepstoel: kipštōl (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), wagenkieper: wāgǝkipǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) Apparaat dat mijnwagens omkeert om ze te ledigen. Het onderstel van de wagens wordt daarbij vastgezet in de ijzeren grijparmen van het toestel. Volgens een invuller uit Q 121 stond de "kiepstoel" altijd boven een bunker. [N 95, 692; N 95, 694; monogr.; Vwo 97; Vwo 262; Vwo 418; Vwo 421; Vwo 422; Vwo 866] II-5
kiskassen flitsen: flietsje (Heerlen), korte heldere ï  flietsche loate (Heerlen), Korte heldere i.  flietsje (Heerlen), litsen: lietsche (Heerlen), schervelen: schierbele (Heerlen) Keilen, steentjes over t water laten scheren. || Keilen. || kiskassen (over t water) [SGV (1914)] || Scheren met kleine steentjes over het water. [N 37 (1971)] III-3-2
kitten insmeren: enšmīrǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De verbinding tussen twee luchtkokers dichtsmeren om te verhinderen dat er lucht ontsnapt. De invuller uit Q 15 merkt hierover op dat men op de mijn Maurits een vettige jute doek aanbracht onder de verbindingsband tussen de verschillende delen van een luchtkokertoer. [N 95, 223 add.] II-5
klaar om gebakken te worden gegangen: gǝgaŋǝ (Heerlen), vaardig: vęǝdex (Heerlen), vol: vol (Heerlen) Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a] II-1
klaarkomen vaardigkomen: vêêdich-kōmmə (Heerlen) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] III-1-4
kladschilder kladschilder: klatšeldǝr (Heerlen) Schilder die slecht werk levert. De termen 'snelwichser', 'sopper' en 'klitser' werden in Q 121 vooral gebruikt voor iemand die vlug maar slordig werkte. [N 67, 98e; monogr.] II-9
klagen klagen: kláágə (Heerlen), kuimen: kūūmə (Heerlen), lamenteren (<fr.): lèrməteerə (Heerlen) droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)] III-3-1
klam, klef klam: klām (Heerlen), klef: klèf (Heerlen) vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)] III-4-4
klamvaars klamvaars: klamvēǝš (Heerlen) Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b] I-11