e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koffer reismandel: rēsmaŋǝl (Heerlen) Platte, vierkante, gevlochten reiskoffer. Sommige hebben een binnendeksel, die op een rabat (rand, kraag) rust. [N 20, 50; N 40, 96; N 40, 109; N 40, 117; monogr.] II-12
koffie caf: kaffe (Heerlen), käffie (Heerlen), koffie: koffie (Heerlen) koffie [SGV (1914)] III-2-3
koffiedik caf-grond: kaffegronk (Heerlen) koffiedik [SGV (1914)] III-2-3
koffiemolen koffiemolen: Verklw. koffiemuëleke  koffiemuële (Heerlen) koffiemolen III-2-1
koffiepot cafè-pot: kaffepot (Heerlen), Verklw. kaffepötje  kaffepot (Heerlen), cafès-pot: kaffespot (Heerlen), koffiepot: koffepot (Heerlen), koffiepot (Heerlen), koffiespot: koffespot (Heerlen), groeête koffespot  koffespot (Heerlen) koffiepot || luik, in de betekenis van grote koffiepot; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
koffievos, brandvos koffievoes: kǫfivus (Heerlen) Vospaard met donkerbruine of koffiekleurige vacht. [N 8, 63i en 63j] I-9
koffiezeef, koffiefilter koffiezeef: koffezeef (Heerlen), koffiezeev (Heerlen) zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kogel kogel: kuǝgǝl (Heerlen), kūgǝl (Heerlen) Bedoeld is de kogel die met behulp van het ouderwetse schietapparaat wordt afgeschoten. De respondent van L 413 merkt op dat die enkel voor runderen wordt gebruikt, Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5c; monogr.] || Het gewricht tussen pijp(been) en koot van een paard; ook bij een rund. Zie afbeelding 2.24. [N 8, 32.7, 32.15 en 32.16] I-9, II-1
kogelkwast kogelkwast: kūgǝlkwas (Heerlen) Dikke, ronde kwast die vooral wordt gebruikt bij het schilderen van plafonds met lijmverf. [N 67, 44d] II-9
koken (intr.) koken: koake (Heerlen), koəkə (Heerlen), kôôkə (Heerlen) koken [DC 03 (1934)], [RND] III-2-3