e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krakeling brezel (du.): britsel (Heerlen, ... ), Eigen syst.  britsel (Heerlen) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
krakende schoen kraakschoen: kraakschoon (Heerlen) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3
kram kram: kram (Heerlen), oog: oog (Heerlen) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] I-13
kramer kramer: kriemer (Heerlen) kramer [SGV (1914)] III-3-1
krampig krampig: krɛmpex (Heerlen) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
kramsvogel krammes: krammes (Heerlen, ... ) kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] III-4-1
krans, afslagmijnen kopschoten: kopšyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kǫpšȳǝt (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), krans: krans (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), kransschoten: kransšyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kransšȳǝt (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), stootschoten: štūsšyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vloerschoten: vluǝršȳǝt (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), vrijstaande schoten: vręjštoandǝ šyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), wandschoten: wantšyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), zoolschoten: zoalšyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De buitenste ring of ringen van schoten van een schietfront. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in: A. algemene benamingen voor de buitenste ring of ringen van schoten; B. kransschoten of afslagmijnen die aan de bovenzijde van het front zijn aangebracht; C. kransschoten of afslagmijnen die aan de zijkant van het front zijn aangebracht; D. kransschoten die in de buurt van het vloergesteente zijn aangebracht. Door het feit dat er in de vragenlijst N 95 geen onderscheid is gemaakt tussen vloerschoten en kopschoten van een krans en de gelijknamige schoten die worden geboord bij het schieten van de stok, zijn een aantal woordtypen en varianten uit de groepen B. en D. mogelijk ook van toepassing op de boorgaten van het schietfront van een galerij. [N 95, 434; N 95, 436; N 95, 437; N 95, 438; N 95, 431; monogr.; Vwo 51; Vwo 52; Vwo 189; Vwo 271; Vwo 279; Vwo 452; Vwo 455; Vwo 520; Vwo 521; Vwo 559; Vwo 649; Vwo 751; Vwo 756; Vwo 836] II-5
krant blad: blàt (Heerlen), gazet (<fr.): gazet (Heerlen), gazeͅt (Heerlen), gezet (Heerlen), gəzèt (Heerlen) een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)] || krant [SGV (1914)], [ZND 17 (1935)] III-3-1
kraspen koperen stift: kūpǝrǝ štef (Heerlen), kratspin: kratspen (Heerlen) In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.] II-11
krassen kratsen: kràtsə (Heerlen), kriebelen: kriebbele (Heerlen), schrijven: schrijven (Heerlen) het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)] || krassen [SGV (1914)] III-4-4