e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruik aarden kruik: aardenkruik  éëde kroeëk (Heerlen), baar: baar (Heerlen), kruik: kroek (Heerlen) kruik [SGV (1914)] || kruik, stenen ~; inventarisatie benamingen (gistkruik); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kruim greumel: grümel (Heerlen), kruimel: krümel (Heerlen), kruimelen: Eigen syst.  krümĕlĕ (Heerlen) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] || kruim [SGV (1914)] III-2-3
kruimel greumel: Verklw. gruëmelke  gruëmel (Heerlen) kruimel III-2-3
kruin kruin: de kreung (Heerlen), kruung (Heerlen), krüng (Heerlen, ... ) kruin [SGV (1914)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruipend ongedierte geworms: afwijkend van Veldeke  gewurms (Heerlen) wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruipende boterbloem boterbloem: WBD/WLD  bóttərblóm (Heerlen) Kruipende boterbloem (ranunculus repens 15 tot 50 cm hoog plantje met wortelende uitlopers; de stengels zijn opstijgend behaard; de bladeren zijn 3-tallig met ingesneden blaadjes; de bloemen hebben gegroefde steeltjes en zijn goudgeel van kleur; de kelk [N 92 (1982)] III-4-3
kruis kruis: mv. krütser  krüts (Heerlen) kruis [SGV (1914)] III-3-3
kruis of munt haan of vlak: Sub kop-of-meunt: Te Heerlen zegt men haan-of-vlaak, om de Akensche duiten waarmee aldaar gespeeld werd, die aan de eene zijde de adelaar (aar, haan) en aan de andere zijde een vlak met het romeinsche waardecijfer vertoonden. Te Aken: aar-of-bleng, adelaar of blind.  haan-of-vlaak (Heerlen) [Kruis of muntspel]. III-3-2
kruis of munt add. (haan en plaat): Bij Belgische centen is de Leeuw haan.  haan en plaat (Heerlen), (haan en vlak): Sub haan en plaat.  haan en vlaak (Heerlen), Sub vlaak: de wapen- of letterzijde eener munt. Haan en vlaak, kruis en munt.  haan en vlaak (Heerlen) Kruis en munt. III-3-2
kruisarmen speken: špēkǝ (Heerlen) De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e] II-3