e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichaam corpus (lat.): dr korpus (Heerlen), korpes (Heerlen), lichaam: t lichaam (Heerlen), lijf: lieef (Heerlen), lieëf (Heerlen), lîêf (Heerlen), t lief (Heerlen) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
lichaamskracht kracht: krach (Heerlen, ... ), macht: maach (Heerlen, ... ), mach (Heerlen, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht leewater: leejwater (Heerlen, ... ), lejwater (Heerlen) leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2
lichtboom lichtboom: lex˱bōm (Heerlen) De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22] II-3
lichte klei zavelgrond: zāvǝlgrōŋk (Heerlen) Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8
lichte nevel nevelig: nieevelig (Heerlen) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichte overjas demi (fr.): demi (Heerlen) herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)] III-1-3
lichtgeraakt, kregel gauw opgebracht: lichtgeraakt  gauw opgebrach (Heerlen), kregelig: kreegəlich (Heerlen), kreutelig: kröttelig (Heerlen), kreutsel: kruesjpel (Heerlen), kreutseltig: krüschpeltig (Heerlen), overgevoelig  krüschpeltig (Heerlen), kruidje-roer-mich-niet aan: krüdje-reur-mich-neet-aa (Heerlen), neutelig: nütelig (Heerlen) kitteloorig, lichtgeraakt || kregel [SGV (1914)] || lichtgeraakt [SGV (1914)] || spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)] III-1-4
lichttouw, lichtkoord lichtkoord: lexkoat (Heerlen), lichtreep: lexrēp (Heerlen) Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.] II-3
lidmaat, ledematen armen en benen: erm en béé (Heerlen), lidmaat, ledematen: t litmaat, lejmate (Heerlen) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1