e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke hond, reu rekel: réèkel (Heerlen, ... ), WBD/WLD  rêêkəl (Heerlen) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] || reu, mann. hond III-2-1
mannelijke kalkoen schroethaan: šrūthān (Heerlen) [A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.] I-12
mannelijke kat, kater kater: kater (Heerlen, ... ) kater III-2-1
mannelijke merel man: maan (Heerlen), merelmannetje: mêêləmèn-kə (Heerlen) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] || mannetjesmerel [DC 06 (1938)] III-4-1
mannelijke pauw pauwhaan: pǫu̯hān (Heerlen) I-12
mannenkleren manskleren: manskléjer (Heerlen), mansluikleren: mansluijkléjer (Heerlen) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd hemd: hèmme (Heerlen), mansluihemd: mansluuj-hemme (Heerlen), onderlijf: óngerlief (Heerlen) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] || onderlijf III-1-3
mantelpak mantelpak: mantelpak (Heerlen) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
manziek geil: geil (Heerlen), heet: heet (Heerlen), warm: werm (Heerlen) manziek [heet] [N 10C (zj)] III-2-2
maretak haamscheut: haamschuut (Heerlen), viscum album  haamsjeuet (Heerlen), viscum album, (maretak)  haamscheut (Heerlen), viscum album, een parasietplant, die als het ware een nest in hoge bomen vormt. Eng. mistletoe. Gewijde plant der Druïden  haamsjeúet (Heerlen), maretak: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 155 en van ZND15, 011  maretak (Heerlen) marentak [SGV (1914)] || maretak [ZND 01 (1922)] || mistelplant, vogellijm || vogellijm [SGV (1914)] III-4-3