e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
minderjarig onmondig: onmundig (Heerlen) minderjarig [SGV (1914)] III-2-2
miskraam kwade kraam: kòəkròəm (Heerlen), miskraam: miskròəm (Heerlen), misval: misvāl (Heerlen) Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)] III-2-2
mislukte steek springstreek: špreŋštriǝk (Heerlen) Steek met de naaimachine die niet gepakt is. [N 62, 16b] II-7
mismaakt verschandeneerd: verschangeleerd (Heerlen) mismaakt [SGV (1914)] III-1-2
mispel mispel: mespele (Heerlen, ... ) mispelen || mispleaar III-4-3
mist, nevel (alg.) damp: ¯laaghangende mist¯  damp (Heerlen), mist: d⁄r mis (Heerlen), mis (Heerlen, ... ), nevel: d⁄r nieëvel (Heerlen), zonder onderscheid  nevel (Heerlen), nevelen (mv.): is dit de meervoudsvorm?  de nieëvele (Heerlen) mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)] || mist en nevel [DC 27 (1955)] || mist, nevel III-4-4
modder, slijk knoets: knoetsj (Heerlen), prats: pratsj (Heerlen), pràtsj (Heerlen) modder, mengsel van aarde, vuil, allerlei organische stoffen met water [plamei, debber, pladedder, moor, dedder, plamoes, moes, kwet, drabbik, dwal] [N 81 (1980)] || modder, slijk III-4-4
moe moe: muy (Heerlen), mö.yj (Heerlen) moe [RND], [SGV (1914)] III-1-2
moed courage (fr.): koeraasj (Heerlen), krààtsj (Heerlen), foeng: fŏĕng (Heerlen), moed: mood (Heerlen, ... ), moot (Heerlen) durf || moed || onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage] [N 85 (1981)] III-1-4
moedeloos (zijn) mismoedig: mismuedig (Heerlen), mistroostig: mistruëstig (Heerlen) mismoedig III-1-4