24347 |
neet, luizenei |
neet:
afwijkend van Veldeke
nieët (Q113p Heerlen),
neetnagel:
nietnagel (Q113p Heerlen)
|
neet [SGV (1914)] || neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|
30233 |
negblokken |
sluitstenen:
šlūtšteŋ (Q113p Heerlen)
|
Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a]
II-9
|
18042 |
negenoog |
karfunkel (du.):
karbonkel (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
karfonkel (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
negenoog:
nûûgə-ooch (Q113p Heerlen),
zevenoog:
(zevenoog) (Q113p Heerlen)
|
negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] || steenpuist [SGV (1914)]
III-1-2
|
17629 |
nek |
nek:
nak (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen)
|
nek [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
numme (Q113p Heerlen),
pakken:
pakke (Q113p Heerlen)
|
nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)]
III-1-2
|
32853 |
nerf van de weide |
graslaag:
[gras]lǭx (Q113p Heerlen)
|
Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.]
I-3
|
24717 |
nerf van een blad |
nerf:
WBD/WLD
nèrf (Q113p Heerlen)
|
De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
30801 |
nerfkant |
nerfkant:
nɛrfkant (Q113p Heerlen)
|
De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a]
II-10
|
24215 |
nest |
nest:
nes (Q113p Heerlen),
nester (Q113p Heerlen)
|
nest [SGV (1914)] || nesten (mv.) [SGV (1914)]
III-4-1
|
24435 |
nest, hoeveelheid jongen |
nest:
WBD/WLD
nés (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt u de hoeveelheid jongen die een dier in één keer heeft (nest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|