e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderhemd hemd: ee reen hämme (Heerlen), ee schoen hämme (Heerlen), hämme (Heerlen), hèmme (Heerlen), Zie ook hemme.  humme (Heerlen), Zie ook humme.  hemme (Heerlen), stubje: štypkǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), zweethemdje: šwēthęmkǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]) 1. hemd || hemd [SGV (1914)] || Het hemd dat onder het flanellen mijnhemd wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 202 mocht dit hemd op de Oranje-Nassaumijnen I, III en IV niet uitgetrokken worden. [N 95, 60 add.] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)] II-5, III-1-3
onderjurk onderkleed: óngerkleed (Heerlen), onderrok: oongerrok (Heerlen) onderjurk || onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkabel onderkabel: oŋǝrkābǝl (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Julia]), slodderzeel: šlodǝrzēl (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), šlǫdǝrzēl (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]) De kabel die aan de onderzijde van de liftkooien is bevestigd en tot doel heeft evenwicht te scheppen tussen de bovenkabels van beide kooien. De onderkabel is meestal plat van vorm. [N 95, 95; monogr.] II-5
onderkant van het brood onderkant: %%meervoud%%  oŋǝrkantǝ (Heerlen) [N 29, 54b; monogr.] II-1
onderkussen, peluw hoofdpeluw: heupel (Heerlen), hø&#x0304pəl (Heerlen), høͅi̯pəl (Heerlen), peluw: poele (Heerlen), poole (Heerlen), poule (Heerlen) hoofdpeluw || peluw [SGV (1914)] III-2-1
onderlip onderlip: ongelip (Heerlen), onger lip (Heerlen), ongerlip (Heerlen), onderste lip: ungesjte lip (Heerlen) onderlip [DC 01 (1931)] III-1-1
ondermouw ondermouw: ōŋǝrmōw (Heerlen) Gedeelte van een tweedelige mouw dat zit aan de kant van het lichaam. Verschillende informanten noemen de ondermouw het onderste gedeelte van de mouw (L 282, Q 99*) of het gedeelte van de mouw onder de oksel (L 265, L 298a, L 299). Zie afb. 49. [N 62, 34c; MW] II-7
ondermouw [wld ii.7, p.84-85] ondermouw: ōngermōw (Heerlen) Hoe noemt U de ondermouw (oksel?). Wat bedoelt U daarmee? [N 62 (1973)] III-1-3
onderoven onder gen oven: oŋǝr gǝn oavǝ (Heerlen) De ruimte beneden in de oven. Deze onder-oven heeft zowel in het bakhuis als in de bakkerij verschillende gebruiksmogelijkheden. De as wordt erin geborgen en eventueel wordt het hout erin gedroogd. Soms functioneert deze ruimte als rijsplaats voor het brood. Aardappelen kunnen erin bewaard worden evenals rapen, wortelen en bieten. Zelfs broedgrage hennen worden erin opgesloten (Weyns 68). De informant van Q 97 vermeldt nog de functie van "weegplaats voor fruit" voor deze onveroven, waarvan de informant uit L 269a zegt dat die zes vierkante meter groot is. Zie afb. 10. [N 29, 5a; N 29, 5b; monogr.] II-1
onderrok onderrok: óngerrók (Heerlen), piszieltje: onderste vrouwenrok WNT: pissen, afl. pisziel, zieltje of wollen rok, die als onderkleed over het hemd gedragen wordt, thans vooral door kinderen. In Limburg gewoonlijk piszielke.  pizielke (Heerlen), schoot: WNT: schoot (I), 1. Onder den ogrdel of onder hetmiddel eenigszins ruim afhangend deel van een kleedingstuk [...]; 7. Vrouwenrok die bij een jak behoort en daarmee de bovenkleeding uitmaakt.  schōt (Heerlen) onderrok || onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)] || rok [SGV (1914)] III-1-3