e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontsteker slaghoedje: šlāxhø̄tjǝ (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) Apparaat waarmee de ontploffing van springstof op gang kan worden gebracht. Het slagpijpje is een koperen buisje van 6.5 mm diameter en 4 cm lang, dat een kleine hoeveelheid ontstekingspoeder bevat. Hierin liggen twee electrische draden tegenover elkaar. Zij zijn verbonden door een kleine brug uit zeer dunne platinadraad die begint te gloeien zodra de stroom er doorloopt (Defoin pag. 141). [N 95, 411; monogr.; Vwo 212; Vwo 564] II-5
ontsteking aan het zweren: áán-ət-sjwêêrə (Heerlen), entz?ndung (du.): óntsunding (Heerlen), ontsteking: ontsjtêêking (Heerlen) Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik). [N 84 (1981)] III-1-2
ontstekingspatroon patroon: patroǝn (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), slagpatroon: šlāxpatroǝn (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) Patroon die voorzien is van een ontsteker. [N 95, 411; monogr.; Vwo 5; Vwo 220; Vwo 464; Vwo 708] II-5
ontvangen beuren: bûûrə (Heerlen), innen: innə (Heerlen) in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)] III-3-1
ontzegelen ontzegelen: ontzīgǝlǝ (Heerlen) Het verwijderen van de wasdeksels die de honingcellen bedekken. Voordat de raten in de slinger gaan, moeten ze ontzegeld worden. Men heeft hiervoor een ontzegelmes of een ontzegelvork, soms werkt men, enigszins primitief, met een gewone eetvork. De techniek van het ontzegelen is uiterst eenvoudig. Het raam wordt bij de oren vastgehouden. Het steunt met een punt op een over de ontzegelbak gelegd plankje. Het mes wordt dan langs de latten gehaald waardoor de wasdeksels in een bak vallen. [N 63, 124a; Ge 37, 169; monogr.] II-6
ontzegelmes ontzegelmes: ontzīgǝlmɛts (Heerlen) Bepaald soort mes waarmee men de wasdeksels of zegels van de raten haalt, voordat men gaat slingeren. Een door electriciteit of stoom voortdurend op temperatuur gehouden ontzegelmes voldoet het beste. [N 63, 124b; N 63, 124d; Ge 37, 170; monogr.] II-6
ontzegelvork ontzegelvork: ontzīgǝlvǫrk (Heerlen) Bepaald soort vork, zo breed mogelijk met vele, smalle tandjes. Bij het ontzegelen wordt hij bij voorkeur warm gebruikt. Na het ontzegelen van elk raatvlak wordt hij in een bak heet water geplaatst. Voordat men gaat ontzegelen, slaat men het water even eraf. [N 63, 124c; N 63, 124b; N 63, 124d; Ge 37, 171; monogr.] II-6
ontzien ontzien: óntzieë (Heerlen), óntzîê (Heerlen), schonen: sjuëne (Heerlen), sparen: sjpáárə (Heerlen) iemand zoveel mogelijk sparen [ontzien, vreeuwen, vieren] [N 85 (1981)] || ontzien III-1-4
onvast ter been (zijn) slap op de benen: schlap ôp de bee (Heerlen), sporrig: sporrig (Heerlen) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] III-1-2
onverantwoord kolen delven ruppen/roppen: rupǝ (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale, Wilhelmina]) Steenkool wegnemen op een plaats waar dit niet mag, of op onoordeelkundige wijze. Vooral het onverantwoordelijke aspect van het "ruppen/roppen" wordt door een aantal zegslieden benadrukt. Zo schrijft een respondent uit Q 113 dat men op de vier Oranje-Nassaumijnen met deze term bedoelde het weghalen van de kool achter de stijlen zonder ondersteuningen te plaatsen, terwijl een invuller uit Q 121 daar nog aan toevoegt dat dit op de Domaniale mijn gebeurde wanneer er te weinig wagens geproduceerd waren. [N 95A, 2; monogr.; N 95, 510] II-5