e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paling, aal aal: īl (Heerlen), oal (Heerlen, ... ), geen verschil  īl (Heerlen), paling: paling (Heerlen) aal [SGV (1914)] || aal, paling [DC 10 (1941)] || paling [SGV (1914)] III-4-2
palmboompje palm: poam (Heerlen), palmenboom: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  paumeboem (Heerlen) palmboompje [ZND 15 (1930)] || palmboompje (buxus) III-4-3
palmpaas palmpasen: pōͅmpoͅəsjə (Heerlen) De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)] III-3-2
pan of ketel met het hete gietwater broeipan: brø̄jpan (Heerlen) In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20] II-1
pand pand: pant (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) De strook steenkool in de lengterichting van de pijler die in één etmaal wordt gewonnen. Een pijler is verdeeld in drie panden die naast elkaar liggen volgens de lengte van de pijler. Ieder pand is ongeveer 1.50 m. breed en dus zo lang als de pijler. Het pand aan het front moet in één dienst ontkoold worden, het middenste draagt het vervoermiddel waarmee de ontgonnen kolen worden weggevoerd en het laatste wordt weer gevuld. Het pand dat ontkoold werd dient ''s anderendaags als vervoerpand enz... (Vanwonterghem pag. 168). In N 95, 379 werd gevraagd naar de dialectterm voor "pand". Uit de opmerkingen van de zegslieden uit Q 33 en Q 113 blijkt dat "pand" op respectievelijk de mijn Emma en de vier Oranje-Nassaumijnen ook werd gebruikt voor de hoeveelheid kool die één houwer moest delven. Daarom zijn deze opgaven ook opgenomen in het lemma Stuk. [N 95, 379; monogr.; Vwo 366; Vwo 580] II-5
pandoeren (kaartspel) gulkeren?: guulkere (Heerlen), pandoeren: pandoere (Heerlen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
pandverbeuren pandenspel: pand: pank / panden: panger  pangerschpil (Heerlen) pandverbeuren [SGV (1914)] III-3-2
pannen hangen voorlopig dekken: vȳrlø̄pex˱ dɛkǝ (Heerlen) De dakpannen voorlopig leggen om het gebouw zo vlug mogelijk waterdicht te maken. Dit werk volgens de invuller uit L 210 vaak door de huiseigenaar zelf gedaan. Later werden de pannen door een dakdekker op de goede plaats gelegd. Hij haalde daartoe aan een zijkant van het dak drie rijen voorlopig gelegde pannen af. Vervolgens werden twee rijen definitief gelegd. De derde rij gebruikte hij steeds om te staan. [N 32, 47a] II-9
pannen schuren schuren: schoere (Heerlen), schoerə (Heerlen) metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
pannen voegen afsmeren: āfšmīrǝ (Heerlen), insmeren: enšmīrǝ (Heerlen) De naden tussen de pannen door middel van de pannenstrijker met mortel aansmeren. Zie ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 48a] II-9