e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raadsel raadsel: roadsel (Heerlen) raadsel III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): e raodsel (Heerlen), e rudsel (Heerlen), e rudselke (Heerlen), e rêûtselke (Heerlen), ee reuëtselke (Heerlen), ee roadsel (Heerlen), raodsel (Heerlen), raotsel (Heerlen), reudselke (Heerlen), reuedselke (Heerlen), roadsel (Heerlen, ... ), rèùselke (Heerlen), rötsel (Heerlen), rötselke (Heerlen) raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raaf raaf: roaf (Heerlen) raaf III-4-1
raam raam: rām (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), raambouw: rāmbōw (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]), raamwerk: rāmwɛrk (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), venster: ve.nstǝr (Heerlen  [(+)]  ), venstǝr (Heerlen) Ondersteuning, bestaande uit twee stijlen, een kap en een vloerbalk. [N 95, 315; monogr.] || Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-5, II-9
raamwerk geschoor: gǝšyǝr (Heerlen) Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e] II-9
raapstelen reubenstelen: WBD/WLD  reubəsjtil (Heerlen) De jonge gesteelde bladeren van de kleine witte meiraap die in het voorjaar als groente gegeten worden; raapstelen (kelen, rieten, steeltjes). [N 82 (1981)] I-7
raapzaadolie smout: šmau̯t (Heerlen) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raar, vreemd raar: raar (Heerlen), vreemd: vremt (Heerlen), vreëm (Heerlen), vräm (Heerlen) 01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)] III-1-4
raaskallen brazelen: bráázələ (Heerlen), breuzelen: breuzələ (Heerlen), dollen: #NAME?  dolle (Heerlen), leuteren: lûutərə (Heerlen), lullen: lullə (Heerlen), wauwelen: waowələ (Heerlen) onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] || revelen [SGV (1914)] III-3-1
raat raat: roǝt (Heerlen) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6