e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringen, randen verwijderen van peulvruchten ringen: renge (Heerlen, ... ) [N Q (1966)] [SGV (1914)] I-7
ringkwast ringkwast: reŋkkwas (Heerlen) Kwast waarbij de haarbundel in een smalle ijzeren ring wordt geplaatst en vervolgens wordt vastgewigd. [N 67, 30e] II-9
ringmus ringmus: ringmusj (Heerlen), ringmös (Heerlen), veldmus: veldmusj (Heerlen) Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] || ringmus || ringmus (14 bijna gelijk aan de huismus, maar chocoladepetje en -plekje op de wang; broedt meer in hol hout; vaak op trek in flinke troepen [N 09 (1961)] III-4-1
ringrijden, ringsteken ringsteken: rinkschtäke (Heerlen) ringsteken [SGV (1914)] III-3-2
ringvinger ringvinger: rīnkvīngər (Heerlen) Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] III-1-1
rins zuurlig: zŭŭrlich (Heerlen) lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)] III-2-3
riool aag: waterloop onder den grond, of bedekt met een plank  aag (Heerlen), riolering: ringəleering (Heerlen) het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || riool [SGV (1914)] III-3-1
ripszijde ripzijde: repzi-j (Heerlen) Zware zijde geweven in fijne ribbels. [N 62, 79b] II-7
rit rijtoer: riejtoer (Heerlen), rit: rit (Heerlen), tocht: tòch (Heerlen), toer (<fr.): tōēr (Heerlen) de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] || rit [SGV (1914)] III-3-1
ritsbeitel van de hoefsmid ritsbeitel: rets˱bēǝtǝl (Heerlen) De beitel waarmee men een gleuf maakt in de onderkant van het hoefijzer. Zie ook afb. 225. Meestal wordt als ritsbeitel een stokbeitel gebruikt, een beitel die los aan een steel bevestigd kan worden. In de rits worden op de plaats waar de hoefnagels komen te zitten met een hoefijzerstamper gaten in het metaal gedreven voor de nagelkoppen. Die gaten worden dan vervolgens met behulp van een hoefijzerdoorslag doorgeslagen. [N 33, 362] II-11