e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepwoord voor de geit met: mɛt (Heerlen), met, met: męt, męt (Heerlen) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit met: mɛt (Heerlen) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roer roer: rūr (Heerlen), schijt: šiǝt (Heerlen) Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204] II-6
roerstokje roerstek: rø̄rštɛk (Heerlen) Stukje hout voor het doorroeren van de verf. [N 67, 53c; div.] II-9
roest roest: ros (Heerlen, ... ), rost (Heerlen), ròs (Heerlen) roest [SGV (1914)] || roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)] III-4-4
roesten roesten: rosse (Heerlen) roesten [SGV (1914)] III-4-4
rogge koren: [koren] (Heerlen) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood pompernikkel: (korte oo-klank).  pōmperniekel (Heerlen), Eigen syst. Zwart brood; Duits.  pompernickel (Heerlen), roggebrood: Eigen syst.  roggebrōēd (Heerlen), zwartbrood: sjwatbroeëd (Heerlen) Brood van ongebuild tarwemeel (krop?) [N 16 (1962)] || Kent uw dialect het woord pompernikkel = bepaald soort roggebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || roggebrood III-2-3
roggemeelpap korenmeelspap: koaremeeëlspap (Heerlen), prulpap: Eigen syst.  prulpap (Heerlen) Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)] III-2-3
rok als bovenkledingstuk overkleed: uëverkleed (Heerlen), overrok: uuëverrok (Heerlen), uëverrok (Heerlen) overkleed || overrok || rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3