e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rustperiode in de winter winterzit: weŋktǝrzet (Heerlen) Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b] II-6
ruw, hard hel: hèèl (Heerlen), ruw: roow (Heerlen, ... ) ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig ruw: roow (Heerlen, ... ), ruw (Heerlen) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
ruwe honing rauwe honing: rowǝ huǝneŋ (Heerlen) Raat, broed, stuifmeel en honing vormen tezamen ruwe honing. Deze wordt wel eens als voer voor de bijen gebruikt. [N 63, 115d] II-6
ruwe stenen zonnebakkeren: zonǝbɛkǝrǝ (Heerlen) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8
ruzie krach (du.): Van Dale (DN): Krach, 3. ruzie, heibel.  kràch (Heerlen), ruzing: rūūzing (Heerlen) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken krach (du.) maken: kràch-máákə (Heerlen), ruzing maken: rūūzing-máákə (Heerlen) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1
sabbelen knauwelen: #NAME?  knauwele (Heerlen), sabbelen: sabbele (Heerlen, ... ), zabbele (Heerlen) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacristie gerfkamer: kamer bij de R.K. Kerk, waarin eertijds de tiende garven geborgen werden  gerfkamer (Heerlen) gerfkamer [SGV (1914)] III-3-3
salamander salamander: salamander (Heerlen) salamander [DC 07 (1939)] III-4-2