e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schachtdeksel schachtdeksel: [schacht]dɛksǝl (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Het deksel waarmee de uitstromingsschacht is afgesloten om te verhinderen dat de hoofdventilator buitenlucht aanzuigt in plaats van de verbruikte lucht uit de mijn. Het deksel wordt door de liftkooi automatisch geopend. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste opgaven zie men het lemma Schacht. [N 95, 76; monogr.] II-5
schachtdelven afdiepen: āfdēpǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), ˙āfd˙ēpǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]) Het delven van een schacht. Bij de meeste opgaven hoort "schacht" of "beur" als objekt. [N 95, 173; monogr.; Vwo 38] II-5
schachtkooi gerüst: gǝrø̜s (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), kiebel: kibǝl (Heerlen [Eisden]), kouw: kow (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), schachtkorf: šaxkø̜rf (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) Liftkooi, meestal met verschillende etages, waarmee personeel, mijnwagens en materiaal ondergronds of bovengronds worden gebracht. Het woordtype "waterkas" wordt volgens de invuller uit K 361 in de mijn van Zolder gebruikt voor de eerste liftkooi. De opgave "kiebel" uit Q 113 was van toepassing op de "mijnkooi ter aflating van mijnwerkers" (Jongeneel pag. 32). [N 95, 85; monogr.; Vwo 409; Vwo 438; Vwo 478] II-5
schachtput schachtput: šaxpøt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), zomp: zomp (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]) Ruimte in de nabijheid van de schacht, meestal dicht onder de onderste verdieping, waarin het water dat op de verdiepingen vrijkomt, samenstroomt. [N 95, 789; monogr.] II-5
schachtton kiebel: kibǝl (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale, Wilhelmina]), schachtkiebel: šaxkibǝl (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schachtton: šaxtǫn (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma, Maurits]) Ton die gebruikt wordt om bij het delven van de schachten personeel en materiaal naar beneden te laten en losgemaakte stenen naar boven te hijsen. [N 95, 77; monogr.; Vwo 39; Vwo 379] II-5
schachtwiel kabelschijf: kābǝlšīf (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), schachtrad: šaxrāt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), šātrat (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), zeelschijf: zēlšīf (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]) De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523] II-5
schaden (ww.) beschdigen (du.): iets beschadigen  beschädige (Heerlen), schaden: dat schaadt niet  schade (Heerlen) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer lommer: (van bomen).  lōmmer (Heerlen), scheem: der sjiem (Heerlen), d⁄r sjieëm (Heerlen), schiem (Heerlen), sjîêm (Heerlen) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || lommer, schaduw || schaduw [SGV (1914)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schaft botterham: botram (Heerlen  [(Domaniale)]   [Domaniale, Wilhelmina]), schafttijd: šaftit (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679] II-5
schaftboterhammen botterhammen: botǝramǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), kuilbotterhammen: kulbǫtramǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Maurits]) Boterhammen die mee ondergronds werden genomen. "Dobbelen" waren dubbele boterhammen die men at tijdens de pauze. [N 95, 51; monogr.] II-5