e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snijwonde gesneden (volt. deelw.): in der vinger gesneei (Heerlen), slip: sjlup (Heerlen), snee: inne schneej in der vinger (Heerlen), inne sneei in der vinger (Heerlen), sjneej (Heerlen), snijwonde: sjniĕwónt (Heerlen), snit: eine sjnit in de vinger (Heerlen), inne sjnit in d⁄r vinger (Heerlen) snee in de vinger [N 07 (1961)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)] III-1-2
snikken grijnen: grieëne (Heerlen), snakken: snakke (Heerlen), snikken: schnikke (Heerlen) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snip, algemeen snep: sjnep (Heerlen) snip III-4-1
snipper snipper: sjnĭĕppər (Heerlen), vetsel: vèdzəl (Heerlen) een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)] III-3-1
snoepgoed get lekkers: get lekkesj (Heerlen), snuit: schnüts (Heerlen), sjnŭŭts (Heerlen), snuiterij: snütserei (Heerlen) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] || versnapering III-2-3
snoepje babbeltje: bebbelke (Heerlen, ... ), klompje: klumkə (Heerlen), klumpje (Heerlen), klumpke (Heerlen, ... ), klömpké (Heerlen), zuurstek: Verklw. zoersjteksjke  zoersjtek (Heerlen) snoepje || snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] || toffee || zuurstok || zuurtje III-2-3
snoer klatsoor: klatšur (Heerlen), smikkeslag: šmekǝšlāx (Heerlen) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor schnauz (du.): schnuits (Heerlen), sjnauts (Heerlen), snor: sjnor (Heerlen, ... ) snor (knevel) [DC 01 (1931)] III-1-1
snorren snorren: sjneurə (Heerlen), sjnòrrə (Heerlen) een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)] III-4-4
snot pips: pepš (Heerlen), pups: pøpš (Heerlen), snot: šnot (Heerlen) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12