e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe bosbes bosbes: -  bosbes (Heerlen, ... ), sleekiekel: -  slie.kie.kel (Heerlen, ... ), waldbeer: Hgd. Waldbeeren  woldbeere (Heerlen), woelbeer: Hgd. Waldbeeren  woelbeere (Heerlen), woerbel: woerbele (mv.) (Heerlen), omzetting van woelbere, Hgd. Waldbeeren  woerbele (Heerlen), vr.  woerbel (Heerlen) blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || bosbes || bosbessen || boschbes [SGV (1914)] III-4-3
blauwe reiger, reiger reiger: reegel (Heerlen), reeger (Heerlen), regel (Heerlen) reiger [SGV (1914)] || reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)] III-4-1
blauwe vleesvlieg, bromvlieg bromvlieg: brōmvleeg (Heerlen) bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)] III-4-2
blauwsel blauwsel: blø̜jsǝl (Heerlen) Soort blauw poeder dat men aan witkalk toevoegt om deze witter te doen lijken. Het toevoegen van blauwsel noemde men in Q 3 'blauwselen' ('blotsǝlǝ'), in Q 121 'blauwen' ('blø̜jǝ'). [N 67, 66f] II-9
blazen blazen: WBD/WLD  blaozə (Heerlen) Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)] III-2-1
blazer blazer: blø̜ǝzǝr (Heerlen  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), blǭzǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Wilhelmina]) Een uitstroming van gas uit een nauwe spleet van de koollaag of het nevengesteente. Volgens de invuller uit Q 121c kwam het verschijnsel met name voor in gasrijke mijnen zoals de Maurits, de Emma of de Hendrik. In het Kempens Bekken kent men volgens de zegsman uit L 417 geen blazers. Wel komen er ooit plotselinge uitbarstingen voor. [N 95A, 16; monogr.] II-5
bleek blass (du.): héë zuut er blas (Heerlen), bleek: bleik (Heerlen), hè ziet bleek oet (Heerlen), Het woord bleek wordt ook in ons dialect regelmatig gebruikt.  héë zuut er bleek (Heerlen) bleek [SGV (1914)] || bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
bleek, flets zien blass (du.) uitzien: héë zuut er blas (Heerlen), bleek uitzien: hè ziet bleek oet (Heerlen), Het woord bleek wordt ook in ons dialect regelmatig gebruikt.  héë zuut er bleek (Heerlen), een lijkkleur hebben: (kleur van een lijk).  héë had ing lieëkkluër (Heerlen), miserabel uitzien: ps. invuller twijfelt over het woord miserabel.  héë zuut er miserabel (?) (Heerlen), slecht uitzien: hè ziet schlech oet (Heerlen), vaal uitzien: héë zuut er vaal (Heerlen) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
bleke steen bleke brik: blēkǝ brek (Heerlen) Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.] II-8
blij blij: blie (Heerlen), o.  beejele (Heerlen) blij [SGV (1914)] III-1-4