e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
te snel verwerkt niet uitgestorven: nēt ūtgǝštōrvǝ (Heerlen) Het slachtvee moet, nadat het is gedood en uitgeslacht, een poos besterven. Pas als het vlees door en door koud is geworden kan het verwerkt worden. Doet men dit eerder, dan is de smaak van het vlees minder en bederft het veel sneller. Bovendien laat niet afgekoeld vlees zich veel moeilijker snijden dan koud vlees, dat immers steviger is. [N 28, 96; monogr.] II-1
te veel zwermen kaalzwermen: kaalzwermen (Heerlen) Het te veel zwermen van een volk. Wanneer een volk te veel zwermt, verzwakt het. Elke zwerm is een splitsing en daardoor een verzwakking van het moedervolk. Wanneer een volk zo sterk achteruitgaat in bijental, dat het zich niet meer kan handhaven, heeft het zich doodgezwermd. [N 63, 39d] II-6
te wijd te ruim: tǝ rȳǝm (Heerlen) Te ruim, gezegd van een kledingstuk of kledingstukonderdeel. [N 59, 130a; N 62, 26c; MW] II-7
teelballen ballen/bollen: böl (Heerlen), kloten: Gemeen.  kloeëte (Heerlen) [N 10c (1961)] III-1-1
teelballen, testes bollen: bø̜l (Heerlen), kloten: kluǝtǝ (Heerlen) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teellid schacht: šax (Heerlen) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teen teen: tiehn (Heerlen), tien (Heerlen), tiene (Heerlen), tieën (Heerlen, ... ) teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)] III-1-1
teentreder teentreder: tīntrę̄i̯ǝr (Heerlen) Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b] I-9
teerkwast bokkepoot: bokǝpuǝt (Heerlen) Kwast met ronde, stijve, korte haarbundel in een ijzeren beugel, die onder een hoek van ongeveer 450 aan een lange steel is bevestigd. De kwast wordt gebruikt voor teerwerk. [N 67, 43d] II-9
tegelijkertijd galopperen en draven fetteren: fɛtǝrǝ (Heerlen), klabieteren: klabitǝrǝ (Heerlen) Gelijktijdig galopperen en draven, bijv. met de voorpoten galopperen en met de achterbenen draven, ofwel afwisselend draven en galopperen. De correspondenten kennen hiervoor weinig specifieke woorden: enkel fetteren en springen. Er komen wel een aantal klanknabootsende woorden voor in de betekenis "snel, wild lopen". [N 8, 20, 81c en 81e] I-9