e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voetballen voetballen: voetballen (Heerlen) Lievelingsspel 1. [SND (2006)] III-3-2
voetballer voetballer: Karte 165.  vut}/[vūt}baller (Heerlen) Fussballspieler. III-3-2
voetbalspel voetballen: Karte 163.  vut}ballen n. (Heerlen) Fussball(veranstaltung). III-3-2
voetbalwedstrijd wedstrijd: Karte 166.  wedstrijd (Heerlen) (Fussball)spiel. III-3-2
voetganger voetganger: vootgèngər (Heerlen), voetreiziger: vootreezigər (Heerlen) een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)] III-3-1
voetgangershek molentje: mølǝkǝ (Heerlen), stegel: štīgǝl (Heerlen), valdeur: valdeur (Heerlen), veken: vē̜kǝ (Heerlen), vęǝkǝ (Heerlen) Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in √©√©n lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.] I-8
voetjespasser binnenpasser: benǝpasǝr (Heerlen) Passer met rechte benen waarvan de uiteinden naar buiten zijn omgebogen. De voetjespasser wordt gebruikt om de binnenmaten van een hol voorwerp op te meten. Zie ook afb. 84. [N 33, 252j; N 64, 80b; N 66, 1b] II-11
voetpannen schindelen: šeŋǝlǝ (Heerlen) De paar rijen pannen die de onderrand van het dak vormen wanneer dit deels met stro en deels met pannen wordt gedekt. [N F, 34a; N 4A, 27c; monogr.] II-9
voetzool schoenlappen: RK: zool van schoen.  schoonlappe (Heerlen), zool: zoal (Heerlen, ... ) zool [DC 01 (1931)] III-1-1
vogel op de schutsboom vogel: vūəgəl (Heerlen) De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)] III-3-2