17929 |
wandelen |
kuieren:
langzaam lopen
kuiere (Q113p Heerlen),
spazieren (du.):
sparziere (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
trampelen:
trámpələ (Q113p Heerlen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18391 |
wandelstok |
spazierstok (<du.):
Zie ook wandelkül, wandelsjtek. Zie ook afb. p. 462.
sjpatseersjtek (Q113p Heerlen),
wandelkul:
Zie ook wandelsjtek, sjpatseersjtek. Zie ook afb. p. 462.
wandelkül (Q113p Heerlen),
wandelstok:
Zie ook wandelkül, sjpatseersjtek. Zie ook afb. p. 462.
wandelsjtek (Q113p Heerlen)
|
wandelstok
III-1-3
|
24346 |
wandluis |
platte poos:
platte pōse (mv.) (Q113p Heerlen),
wandluis:
afwijkend van Veldeke wand = wank
wankloes (Q113p Heerlen)
|
luis, wandluis || wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17755 |
wang |
bak:
bakke (Q113p Heerlen),
wang:
waŋ (Q113p Heerlen)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
25674 |
wanmolen |
kafblazer:
kāfblø̄ǝzǝr (Q113p Heerlen),
wanmolen:
wanmyǝ.lǝ (Q113p Heerlen)
|
De wanmolen is een toestel waarbij wind wordt verwekt door schoepen of vleugels die door middel van een draaiijzer in beweging worden gebracht. Die wind blaast tegen een schuingeplaatst rooster, waarboven een trechter is geplaatst. Door deze trechter loopt het nog met kaf en graanafval vermengde graan langzaam op het rooster. Door de wind waait het afval weg; het graan glijdt naar beneden, komt dan, tenminste bij rogge en tarwe, nogmaals op een daaronder geplaatst rooster, waarover nogmaals wind waait en komt tenslotte terecht in een vat waarmee de maat werd bepaald (zie de aflevering over de molenaarsterminologie, WLD II,3), of, bij latere uitvoeringen, via een schuif in zakken. Wanneer het type kafmolen naast het type wanmolen in één plaats voorkomt, dan duidt het eerste doorgaans de ouderwetse wanmolen zonder zandzeef aan.Vanwege het helse kabaal dat de wanmolen maakte, werd deze wel duivel of duivelmolen genoemd. In L 320a merkt de zegsman dan ook op dat de ruimte waarin de wanmolen draait wel de hel wordt genoemd. Zie afbeelding 14. [N 14, 40a, 40b en 40c; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 49; R 3, 64]
I-4
|
18268 |
want |
haas:
(zn).
hösj (Q113p Heerlen),
want:
wante (Q113p Heerlen)
|
want || wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21743 |
wapen |
wapen:
wòəpə (Q113p Heerlen)
|
een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21741 |
wapenschild |
schild:
sjīlt (Q113p Heerlen)
|
een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28466 |
warbouw |
wilde bouw:
welǝ bōw (Q113p Heerlen)
|
Onregelmatige bouw van de raten. Men spreekt van warbouw als er van een evenwijdig verloop der raten geen sprake meer is. Door de invoer van de kunstraat zijn de raten strikt rechthoekig. Kunstraat heeft dan ook als functie warbouw te voorkomen. [N 63, 17c; N 63, 17a; N 63, 17d]
II-6
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
werm (Q113p Heerlen),
wērm (Q113p Heerlen),
wärm (Q113p Heerlen)
|
warm [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|