e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wandelen kuieren: langzaam lopen  kuiere (Heerlen), spazieren (du.): sparziere (Heerlen, ... ), trampelen: trámpələ (Heerlen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)] III-1-2
wandelstok spazierstok (<du.): Zie ook wandelkül, wandelsjtek. Zie ook afb. p. 462.  sjpatseersjtek (Heerlen), wandelkul: Zie ook wandelsjtek, sjpatseersjtek. Zie ook afb. p. 462.  wandelkül (Heerlen), wandelstok: Zie ook wandelkül, sjpatseersjtek. Zie ook afb. p. 462.  wandelsjtek (Heerlen) wandelstok III-1-3
wandluis platte poos: platte pōse (mv.) (Heerlen), wandluis: afwijkend van Veldeke wand = wank  wankloes (Heerlen) luis, wandluis || wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)] III-4-2
wang bak: bakke (Heerlen), wang: waŋ (Heerlen) Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
wanmolen kafblazer: kāfblø̄ǝzǝr (Heerlen), wanmolen: wanmyǝ.lǝ (Heerlen) De wanmolen is een toestel waarbij wind wordt verwekt door schoepen of vleugels die door middel van een draaiijzer in beweging worden gebracht. Die wind blaast tegen een schuingeplaatst rooster, waarboven een trechter is geplaatst. Door deze trechter loopt het nog met kaf en graanafval vermengde graan langzaam op het rooster. Door de wind waait het afval weg; het graan glijdt naar beneden, komt dan, tenminste bij rogge en tarwe, nogmaals op een daaronder geplaatst rooster, waarover nogmaals wind waait en komt tenslotte terecht in een vat waarmee de maat werd bepaald (zie de aflevering over de molenaarsterminologie, WLD II,3), of, bij latere uitvoeringen, via een schuif in zakken. Wanneer het type kafmolen naast het type wanmolen in één plaats voorkomt, dan duidt het eerste doorgaans de ouderwetse wanmolen zonder zandzeef aan.Vanwege het helse kabaal dat de wanmolen maakte, werd deze wel duivel of duivelmolen genoemd. In L 320a merkt de zegsman dan ook op dat de ruimte waarin de wanmolen draait wel de hel wordt genoemd. Zie afbeelding 14. [N 14, 40a, 40b en 40c; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 49; R 3, 64] I-4
want haas: (zn).  hösj (Heerlen), want: wante (Heerlen) want || wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)] III-1-3
wapen wapen: wòəpə (Heerlen) een voorwerp dat bestemd is om iemand letsel toe te brengen of zich ermee te verdedigen [wapen, wapie] [N 90 (1982)] III-3-1
wapenschild schild: sjīlt (Heerlen) een bord waarop een wapen [bijv. van een legeronderdeel] geschilderd is [schild, wapie] [N 90 (1982)] III-3-1
warbouw wilde bouw: welǝ bōw (Heerlen) Onregelmatige bouw van de raten. Men spreekt van warbouw als er van een evenwijdig verloop der raten geen sprake meer is. Door de invoer van de kunstraat zijn de raten strikt rechthoekig. Kunstraat heeft dan ook als functie warbouw te voorkomen. [N 63, 17c; N 63, 17a; N 63, 17d] II-6
warm weerx warm (weer): werm (Heerlen), wērm (Heerlen), wärm (Heerlen) warm [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)] III-4-4