30318 |
waterdorpel |
raamdorpel:
rāmdørpǝl (Q113p Heerlen),
vensterbank:
venstǝrbaŋk (Q113p Heerlen)
|
Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.]
II-9
|
28141 |
watergalerij |
watergalerij:
wātǝrgalǝrej (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Galerij die alleen dient voor het verzamelen, volgens de invuller uit Q 113 daarnaast ook voor de afvoer van mijnwater als uitbreiding van de schachtput (zie ook het lemma Schachtput). [N 95, 378; monogr.]
II-5
|
28142 |
watergoot |
zouw:
zǫw (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Open watergoot die beneden langs de zijwand van de steengang of galerij loopt. De goot ligt lager dan de rest van de vloer van de gang en wordt meteen bij het drijven ervan meegeschoten. [N 95, 787; N 95, 790; monogr.]
II-5
|
24273 |
waterhoen |
waterhoentje:
waterhundje (Q113p Heerlen),
waterhunke (Q113p Heerlen)
|
waterhoen || waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20484 |
waterige kost |
broei:
bröj (Q113p Heerlen),
slobber:
schlōēber (Q113p Heerlen),
sjlŏĕbbər (Q113p Heerlen)
|
slobber; Hoe noemt U: Waterachtig voedsel (zwans, zwadder, zwadderatie, slidder, slierp, slobber, slobbering) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19967 |
waterketel |
moor:
moor (Q113p Heerlen)
|
ijzeren ketel
III-2-1
|
19510 |
waterketel, moor |
ijzeren ketel:
iezere käetel (Q113p Heerlen),
moor:
moer (Q113p Heerlen),
moor (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen),
zwarte ijzeren ketel
moer (Q113p Heerlen),
waterketel:
waterkäetel (Q113p Heerlen)
|
mooriaan || waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21212 |
waterleiding |
leiding:
lèjding (Q113p Heerlen)
|
het stelsel van buizen waardoor drinkwater naar huizen geleid wordt [lei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24632 |
waterloot |
waterscheut:
WBD/WLD
wáátərsjûût (Q113p Heerlen)
|
Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
26809 |
waterlossing |
voots:
vuǝtš (Q113p Heerlen)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|