e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wig houtkijl: hōtkil (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), kijl: kil (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale, Wilhelmina]), kīl (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik] ), steigerwig: štīgǝrwex (Heerlen) Houten wig die soms achter de touwen wordt gedreven om de verbinding te verstevigen. Zie ook afb. 19. [N 32, 5d; monogr.] || Taps toelopend houten blok dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld ijzeren ondersteuningen of schudgootmotoren vast te zetten. Het woordtype "bouwkijl" werd op de Domaniale mijn gebruikt voor een wig in galerij-ondersteuningen. [N 95, 346; N 95, 347; N 95, 332; monogr.; Vwo 209; Vwo 724] II-5, II-9
wijdbeens lopen greiden: graaje (Heerlen) lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)] III-1-2
wijde regenmantel zonder mouwen cape (eng.): keep (Heerlen), pelerine (<fr.): pellerien (Heerlen) regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)] III-1-3
wijden wijden: weeje (Heerlen) wijden [SGV (1914)] III-3-3
wijn tafelwijn: toafelwien (Heerlen), wijn: wien (Heerlen), wīēn (Heerlen), Verklw. wientje  wien (Heerlen) tafelwijn || wijn [RND], [SGV (1914)] III-2-3
wijnazijn wijn-essig: wienessig (Heerlen, ... ) wijnazijn [SGV (1914)] III-2-3
wijngaard wingerd: wingert (Heerlen) wijnstok, wijngaard I-7
wijnstok, wingerd druif: droef (Heerlen), mv.; verkl.w.: droeve; druefke  droef (Heerlen), druivenstok: droeveschtok (Heerlen), droevesjtok (Heerlen), druivenwingerd: droevewinget (Heerlen, ... ), wingerd: WBD/WLD  wingər (Heerlen) [SGV (1914)]De klimplant met handvormige bladeren en groenwitte bloempjes de de wijndruif levert (wijnrank, wingerd, wijger, vijger, wijgert, driveger), [N 82 (1981)] || druif || wijnstok || wingerd [SGV (1914)] I-7
wijs geleerd: gəlîert (Heerlen), kloek: klook (Heerlen), verstandig: versjtendig (Heerlen) intelligent || veel wetend, veel geleerd, veel in zich hebbend [wijs, kloek] [N 85 (1981)] III-1-4
wijsvinger wijsvinger: wiesvinger (Heerlen, ... ) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1