e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilg (alg.) wijde: ing wiej (Heerlen), -  wie (Heerlen), wilg: -  wilg (Heerlen) wilg [N 38 (1971)] || wilg (Salix) [DC 28 (1956)] || wilgensoorten [DC 28 (1956)] III-4-3
wilgenkatje miemekatje: WBD/WLD  mĭĕməkètjə (Heerlen) De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] III-4-3
wilgensoorten belwijde: -  belwie (Heerlen), mv.: belwije  belwi (Heerlen), treurwijde: troerwi (Heerlen) hoge wilg || treurwilg || wilgensoorten [DC 28 (1956)] III-4-3
wilgenteen vits: WBD/WLD  wĭĕts (Heerlen) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] III-4-3
willen willen: wille (Heerlen, ... ) willen [SGV (1914)] III-1-4
wimpel wimpel: wīmpəl (Heerlen) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wimper ooghaar: ooghoore (Heerlen), plimp: plimp (Heerlen), wimper: wumper (Heerlen) wimper [DC 01 (1931)] III-1-1
wind vots: vóts (Heerlen) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1
wind (alg.) blazerd: blaozert (Heerlen), vots: (zn).  d⁄r vóts (Heerlen), wind: d⁄r wink (Heerlen), wink (Heerlen) wind [SGV (1914)] III-4-4
winddroog winddroog: weŋk˱drȳǝx (Heerlen) Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b] II-9