e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterwerkers achterwerkers: axtǝrwęrǝkǝrs (Heerlen) Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.] II-9
achterwiel van een fiets achterrad: àchtərràt (Heerlen) het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)] III-3-1
achtste deel van een stuiver duit: duit (Heerlen) achtste deel van een stuiver, een ~ [een duit?] [N 21 (1963)] III-3-1
adamsappel adamsappel: adamsappel (Heerlen), adamsknobbel: adamsknoebel (Heerlen) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adder adder: adder (Heerlen) nadder (adder) [SGV (1914)] III-4-2
adelaarsvaren varing: WBD/WLD  Váárīnk (Heerlen) Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)] III-4-3
adem adem: oam (Heerlen), asem: oasem (Heerlen) adem [SGV (1914)] III-1-1
ademen ademen: aome (Heerlen, ... ), ojame (Heerlen), ademhalen: oam hoale (Heerlen), asemen: oaseme (Heerlen) ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)] III-1-1
ader ader: aor (Heerlen), oar (Heerlen, ... ), oare (Heerlen), ev. ader/aar.  oar (Heerlen) ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] III-1-1
administratief personeel bureaubeambte: byrōbamtǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Zolder]), pennelekker: pɛnǝlɛkǝr (Heerlen  [(Emma)]   [Willem-Sophia]), pennelikkeren: pɛnǝlekǝrǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]), schrijver: šrīvǝr (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), siroopbeambtes: šruǝpbǝamtǝs (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]) De beambten hadden op de mijn vergeleken met de arbeiders op tal van punten een bevoorrechte positie. Zij kregen tijdens ziekte geen controle van de door de kompels gehate ziekencontroleur (Dieteren 1984 pag. 67). Verder waren zij op de mijn "penningvrij", kregen meer en betere deputaatkolen en gratis mijnkleding. Op hun beurt waren de ondergrondse beambten weer bevoorrecht ten opzichte van de bovengrondse beambten. Hun salarissen lagen duidelijk hoger (Dieteren 1984 pag. 67). In het lemma komen algemene benamingen voor maar ook benamingen die meer schertsend of spottend zijn. [N 95, 979] II-5