30101 |
achterwerkers |
achterwerkers:
axtǝrwęrǝkǝrs (Q113p Heerlen)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
achterrad:
àchtərràt (Q113p Heerlen)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21613 |
achtste deel van een stuiver |
duit:
duit (Q113p Heerlen)
|
achtste deel van een stuiver, een ~ [een duit?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (Q113p Heerlen),
adamsknobbel:
adamsknoebel (Q113p Heerlen)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
adder (Q113p Heerlen)
|
nadder (adder) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24774 |
adelaarsvaren |
varing:
WBD/WLD
Váárīnk (Q113p Heerlen)
|
Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17781 |
adem |
adem:
oam (Q113p Heerlen),
asem:
oasem (Q113p Heerlen)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
aome (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
ojame (Q113p Heerlen),
ademhalen:
oam hoale (Q113p Heerlen),
asemen:
oaseme (Q113p Heerlen)
|
ademen [N 10a (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aor (Q113p Heerlen),
oar (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
oare (Q113p Heerlen),
ev. ader/aar.
oar (Q113p Heerlen)
|
ader [N 10a (1961)], [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
27573 |
administratief personeel |
bureaubeambte:
byrōbamtǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Zolder]),
pennelekker:
pɛnǝlɛkǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Willem-Sophia]),
pennelikkeren:
pɛnǝlekǝrǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma]),
schrijver:
šrīvǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
siroopbeambtes:
šruǝpbǝamtǝs (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De beambten hadden op de mijn vergeleken met de arbeiders op tal van punten een bevoorrechte positie. Zij kregen tijdens ziekte geen controle van de door de kompels gehate ziekencontroleur (Dieteren 1984 pag. 67). Verder waren zij op de mijn "penningvrij", kregen meer en betere deputaatkolen en gratis mijnkleding. Op hun beurt waren de ondergrondse beambten weer bevoorrecht ten opzichte van de bovengrondse beambten. Hun salarissen lagen duidelijk hoger (Dieteren 1984 pag. 67). In het lemma komen algemene benamingen voor maar ook benamingen die meer schertsend of spottend zijn. [N 95, 979]
II-5
|