21290 |
doen vechten |
aaneenhangen:
! net het tegenovergestelde als in Van Dale: aaneenhangen, 2. (gew.) van personen: zich bij elkaar aansluiten, één lijn trekken.
hoŋ də ga:nsə wɛlt a:nə (Q113p Heerlen)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
dof:
dóf (Q113p Heerlen),
hol:
haoəl (Q113p Heerlen)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
doffer:
dóffər (Q113p Heerlen),
vogel:
voegel (Q113p Heerlen),
voeëgel (Q113p Heerlen),
vūgəl (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
vôêgəl (Q113p Heerlen),
doffer, vogel
vooegel (Q113p Heerlen)
|
doffer, mannetjesduif || doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18154 |
dokter |
dokter:
dokter (Q113p Heerlen)
|
arts, geneesheer
III-1-2
|
18153 |
dokteren |
dokteren:
dòktərə (Q113p Heerlen)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24862 |
dolle kervel |
wilde kervel:
welǝ kęrvǝl (Q113p Heerlen)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|
18983 |
dom |
dom:
dom (Q113p Heerlen),
stom:
sjtóm (Q113p Heerlen)
|
dom || niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22409 |
domino |
domino:
domino (Q113p Heerlen)
|
Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18799 |
domme man |
duppes:
cf. Weijnen Et.Dialectwb. p. 36 s.v. döppes"= vaatwerk; ook dop, hoed (aarden pot)
duppes (Q113p Heerlen),
gruwel:
gruelle = potten en pannen
gruel (inne -) (Q113p Heerlen),
hoorn:
heur (Q113p Heerlen),
kappeskop:
kappeskop (Q113p Heerlen),
klotskop:
klòtskóp (Q113p Heerlen),
stommerik:
sjtómmerik (Q113p Heerlen),
sjtómmərik (Q113p Heerlen)
|
domkop || domoor || een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] || minkukel || stomkop
III-1-4
|
31202 |
dommekracht |
winde:
weŋ (Q113p Heerlen)
|
Werktuig om zware voorwerpen op te tillen. Het bestaat uit een zware kast, waarin een getande stang met haak door middel van een zwengel omhoog en omlaag kan worden bewogen. De dommekracht wordt onder het op te heffen voorwerp geplaatst. Zie ook afb. 3. [N 33, 219]
II-11
|