18024 |
fluimen uitspuwen |
fluimen:
fluume (Q113p Heerlen),
uitwerpen:
oetwerpe (Q113p Heerlen)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
fluustere (Q113p Heerlen),
wiezelen:
fluisteren
wieschele (Q113p Heerlen)
|
fluisteren [DC 16 (1948)] || lispelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19594 |
fluitketel |
fluitketel:
fleutkäetel (Q113p Heerlen)
|
waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
28760 |
fluweel, velours |
sameet:
zamɛt (Q113p Heerlen),
velours:
flūr (Q113p Heerlen),
vlūr (Q113p Heerlen)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.):
(bn).
floer (Q113p Heerlen)
|
velours
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
lege meer:
lęǝx mē̜r (Q113p Heerlen)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
flonkeren:
flónkərə (Q113p Heerlen),
fonkelen:
fónkələ (Q113p Heerlen)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drīnkgèèlt (Q113p Heerlen),
gift:
gif (Q113p Heerlen)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
flamboos:
flambooes (Q113p Heerlen),
zie frambo$s. mv.; verkl.w.: flambo$ze; flambeuske
flamboøͅs (Q113p Heerlen),
framboos:
framboe:us* (Q113p Heerlen),
frambooes (Q113p Heerlen),
framboos (Q113p Heerlen),
verfranst uit braambes; zie flamblo$s
framboøͅs (Q113p Heerlen)
|
[DC 13 (1945)]framboos
I-7
|
18784 |
franje |
franje:
franje (Q113p Heerlen),
franjǝ (Q113p Heerlen),
franjel:
franjel (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
franjele (Q113p Heerlen),
franjǝl (Q113p Heerlen),
(mv)
franjǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
franje [SGV (1914)] || Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|