28250 |
geleidingsbomen |
strossbomen:
štrosbø̄m (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
štrǭsbø̄m (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Houten geleidingsbomen of stalen geleidingsbalken die aan de schachtbalken zijn bevestigd en ervoor zorgen dat de liftkooien en skips tijdens hun op- en neergaande beweging op hun plaats blijven. Volgens de invuller uit L 417 zijn de "guiden" die men in de mijn in Waterschei gebruikt van hout en is de "guidenage" in de mijn van Zwartberg van ijzer. [N 95, 96; monogr.]
II-5
|
25078 |
gelijken (op) |
gelijken:
gəlīēkə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
tonen:
teunə (Q113p Heerlen)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22544 |
gelijkspel |
gelijkspel:
gelieksjpel (Q113p Heerlen),
gəlīk sjpel (Q113p Heerlen)
|
Gelijkspel. || Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22334 |
gelijkspelen |
aan zijn geld zijn:
ā zī gēͅlt zīə (Q113p Heerlen),
gelijkstaan:
gəlīk sjtōͅə (Q113p Heerlen),
quitte (fr.):
kiet (Q113p Heerlen)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] || Quitte.
III-3-2
|
23206 |
geloof |
geloof:
geloof (Q113p Heerlen),
religion (du.):
religioen (Q113p Heerlen)
|
geloof [SGV (1914)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
geleuve (Q113p Heerlen),
ook
gleuven (Q113p Heerlen)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
28131 |
geluid maken |
malen:
mālǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
schuiven:
(de berg) šȳft (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Willem-Sophia])
|
Gezegd van schuivend dakgesteente. [N 95, 889]
II-5
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
rommelen:
ròmmələ (Q113p Heerlen),
rómmələ (Q113p Heerlen)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17711 |
geluidloze wind |
ene met de stille trom:
inne mit de schtil trôm loate vertrekke (Q113p Heerlen)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)]
III-1-1
|
19099 |
geluk |
geluk:
geluk (Q113p Heerlen)
|
geluk
III-1-4
|