e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geleidingsbomen strossbomen: štrosbø̄m (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), štrǭsbø̄m (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale, Wilhelmina]) Houten geleidingsbomen of stalen geleidingsbalken die aan de schachtbalken zijn bevestigd en ervoor zorgen dat de liftkooien en skips tijdens hun op- en neergaande beweging op hun plaats blijven. Volgens de invuller uit L 417 zijn de "guiden" die men in de mijn in Waterschei gebruikt van hout en is de "guidenage" in de mijn van Zwartberg van ijzer. [N 95, 96; monogr.] II-5
gelijken (op) gelijken: gəlīēkə (Heerlen, ... ), tonen: teunə (Heerlen) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4
gelijkspel gelijkspel: gelieksjpel (Heerlen), gəlīk sjpel (Heerlen) Gelijkspel. || Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
gelijkspelen aan zijn geld zijn: ā zī gēͅlt zīə (Heerlen), gelijkstaan: gəlīk sjtōͅə (Heerlen), quitte (fr.): kiet (Heerlen) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] || Quitte. III-3-2
geloof geloof: geloof (Heerlen), religion (du.): religioen (Heerlen) geloof [SGV (1914)] III-3-3
gelooven geloven: geleuve (Heerlen), ook  gleuven (Heerlen) gelooven [SGV (1914)] III-3-3
geluid maken malen: mālǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]), schuiven: (de berg) šȳft (Heerlen  [(Emma)]   [Willem-Sophia]) Gezegd van schuivend dakgesteente. [N 95, 889] II-5
geluid van naderend onweer rommelen: ròmmələ (Heerlen), rómmələ (Heerlen) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4
geluidloze wind ene met de stille trom: inne mit de schtil trôm loate vertrekke (Heerlen) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)] III-1-1
geluk geluk: geluk (Heerlen) geluk III-1-4