22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
mønt (Q113p Heerlen)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
30641 |
getande spalter |
getande spalter:
gǝtɛŋktǝ špaltǝr (Q113p Heerlen)
|
Spalter waarvan het haar in afzonderlijke bundeltjes is verdeeld. De getande spalter wordt gebruikt bij het schilderen van de vezels van hout. Zie ook afb. 93b en de lemmata 'Spalter' en 'Draadtrekker'. [N 67, 36b]
II-9
|
18828 |
getob; tobben |
gehoddel:
gehôddel (Q113p Heerlen),
geklommel:
geklommel (Q113p Heerlen),
gesukkel:
gesukkel (Q113p Heerlen),
schinden:
sjinnə (Q113p Heerlen)
|
gemartel [SGV (1914)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vraow (Q113p Heerlen),
madam:
madam (Q113p Heerlen)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] || getrouwde-vrouwetitel
III-2-2
|
20369 |
getuige |
getuige:
gətūūgə (Q113p Heerlen),
tuige:
tūūgə (Q113p Heerlen)
|
iemand die voor de rechter een verklaring aflegt over te bewijzen feiten [toon, getuige] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20388 |
getuige zijn |
bronken:
brónkə (Q113p Heerlen),
tuigen:
tūūgə (Q113p Heerlen)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
getüge (Q113p Heerlen)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21725 |
getuigenis |
getuigenis:
gətūūchnis (Q113p Heerlen)
|
de verklaring die men als getuige aflegt over een persoon of een zaak [toon, getuige, getuigenis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
gevierlig (Q113p Heerlen),
gevierlik (Q113p Heerlen)
|
gevaarlijk
III-1-4
|
21322 |
gevangenis |
cachot (<fr.):
Van Dale: cachot (<Fr.), gevangenhok, gevangenis; arrestantenlokaal.
kàsjót (Q113p Heerlen),
gevangenis:
gevangenis (Q113p Heerlen),
gəvèènkənis (Q113p Heerlen),
prison (<fr.):
o.
prisong (Q113p Heerlen)
|
de gevangenis [cachot, nor, partoet, speentje, grawoel, ren] [N 90 (1982)] || gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|