19204 |
gewoon, eenvoudig |
gewoon:
geweun (Q113p Heerlen)
|
gewoon
III-1-4
|
17564 |
gewricht |
gelenk (du.):
gelenk (Q113p Heerlen),
gewerf:
gewerv, gewerve (Q113p Heerlen),
gewricht:
gevrig (Q113p Heerlen),
knook:
knook (Q113p Heerlen)
|
gewricht [SGV (1914)] || gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
27594 |
gezellenhuis |
gezellenhuis:
gǝzɛlǝhūs (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV / Emma)]
[Maurits, Emma])
|
Het gebouw waar vrijgezellen uit andere provincies en landen die in de mijnen komen werken, worden gehuisvest. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat in Belgisch-Limburg de gezellenhuizen vanwege de franssprekende mijndirecties ten onrechte de naam "hotel" met een bijkomende benaming in het Frans kregen, bijvoorbeeld Hotel Central, Terminus, Concordia, Pologne, enz. [N 95A, 17]
II-5
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kómpənĭĕ (Q113p Heerlen)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezich (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
gezicht (Q113p Heerlen),
gəzich (Q113p Heerlen),
wezen:
wêêzə (Q113p Heerlen)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
fysionomie:
fieselemie (Q113p Heerlen),
snuit:
of moel? moeilijk leesbaar
snoet (Q113p Heerlen),
vreetes:
vreëtes (Q113p Heerlen)
|
gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
familie:
fàmīēljə (Q113p Heerlen),
gezin:
gəzin (Q113p Heerlen),
huishouden:
hōēshouwə (Q113p Heerlen)
|
man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
gəzónk (Q113p Heerlen)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28670 |
gezuiverde was |
zuivere was:
zȳvǝrǝ was (Q113p Heerlen)
|
De was, ontdaan van afval en onzuiverheden. Er zijn verschillende manieren tot zuivering van de was. De eenvoudigste is om de ruwe raat met schraapsel en ander afval in een zak van kaasdoek te knopen en met een steen bezwaard in een grote pan op het vuur te zetten. De was komt door het doek heen boven drijven (De Roever, pag. 283). Door vaker de was op te smelten in schoon water krijgt men een helder en zuiver produkt. Om kleine hoeveelheden raat te smelten kan men ook gebruik maken van een zonnewassmelter of een waskanon. Grote hoeveelheden was worden verwerkt in fabrieken die beschikken over grote waspersen, stoomwassmelters of wasreinigers. Zij bereiken het grootste rendement. [N 63, 121c; Ge 37, 147; monogr.]
II-6
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gemade/gemaai:
gǝmā (Q113p Heerlen
[(betekent ook 'zwad')]
),
(mv)
gǝmār (Q113p Heerlen),
strouw:
(mv)
štrǫu̯ǝ (Q113p Heerlen
[(betekent ook 'zwad')]
)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|