24525 |
andoorn |
bruinheilige:
broenhillige (Q113p Heerlen)
|
zeker onkruid
III-4-3
|
28580 |
angel |
angel:
aŋǝl (Q113p Heerlen)
|
Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
WBD/WLD
àngəl (Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
19312 |
angst |
angst:
angs (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
angs(t) (Q113p Heerlen),
àngs (Q113p Heerlen),
floep:
floep (Q113p Heerlen),
schrik:
sjrik (Q113p Heerlen)
|
angst [SGV (1914)] || angst, vrees || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20854 |
anijs |
anijs:
anies (Q113p Heerlen)
|
anijs
III-2-3
|
30587 |
aniline kleurstoffen |
aniline:
anil ̇inǝ (Q113p Heerlen)
|
Kleurstoffen waarmee kunstmatige verflakken (teerverflakken) vroeger bereid werden. Volgens de invuller uit L 265 werden aniline kleurstoffen niet door de huisschilder gebruikt. [N 67, 12a]
II-9
|
33621 |
anjelier |
anjelier:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
angelier (Q113p Heerlen),
anjer:
anjer (Q113p Heerlen)
|
[DC 17 (1949)]Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
anjelier:
-
anjelier (Q113p Heerlen),
anjer:
-
anjer (Q113p Heerlen),
duizendschoon:
-
doezendschoen (Q113p Heerlen),
violet:
-
flet (Q113p Heerlen)
|
tuinanjer [SGV (1914)]
III-2-1
|
21251 |
anker |
anker:
anker (Q113p Heerlen),
blokkenanker:
blǫkǝaŋkǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Wilhelmina]),
muuranker:
mūraŋkǝr (Q113p Heerlen),
zekerheidanker:
zikǝrhētaŋkǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
anker [SGV (1914)] || Een verticaal voor de ijzerbok geplaatst U-balkje dat voorzien is van een door de bok heen reikende dwarsstang. Deze stang kan aan de achterzijde van de bok met een plaat worden vastgezet. Het geheel voorkomt dat railstukken ten gevolge van de druk uitspringen en ongelukken veroorzaken. [N 95, 587] || Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.]
II-5, II-9, III-3-1
|
25258 |
anker, maat van 1/4 aam (39 l.) |
ankertje:
(vloeistof).
èènkərkə (Q113p Heerlen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 39 liter = 1/4 aam [anker, kannetje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|