e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heibezem heibezem: heejbessem (Heerlen), hei-bessum (Heerlen), hijbessem (Heerlen), heibezem  hi-jbessem (Heerlen) bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heien heien: hɛjǝ (Heerlen) Palen met behulp van een heitoestel in de grond slaan. [N 31, 5a; monogr.] II-9
heilig heilig: hillig (Heerlen) heilig [SGV (1914)] III-3-3
heilige dagen heilige dagen: helegǝ dāx (Heerlen), overgeslagen plekjes: yǝvǝrgǝšlāgǝ plɛkskǝs (Heerlen) Vergeten plekken bij het verven. [N 67, 78; div.] II-9
heimelijk koffiedrinken klatsen: klàtsjə (Heerlen) heimelijk kopjes koffie bij elkaar drinken [tontelen, konkelen] [N 87 (1981)] III-3-1
heimelijk tekens geven blikken: blekə (Heerlen) Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)] III-3-2
heipalen heipalen: hɛjpǭl (Heerlen) De houten of betonnen palen die bij een paalfundering gebruikt worden. In L 321 waren de heipalen vervaardigd van de houtsoort 'pitchpine' ('petšpīnǝ') of 'grenen' ('grē̜nǝ'). [N 31, 4b; N 31, 4a; N 31, 5a] II-9
hek gitter: gitǝr (Heerlen), stanketsel: stakętsǝl (Heerlen), štankętsǝl (Heerlen), veken: vē̜kǝ (Heerlen), vouwere: vǫu̯wǝrǝ (Heerlen) Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.] I-8
hek aan de ingang van een wei barrier: barēr (Heerlen), gaard: gār (Heerlen), gārt (Heerlen), veken: vęǝkǝ (Heerlen), vouwere: vau̯wǝrǝ (Heerlen), vǫu̯wǝrǝ (Heerlen) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
hek, hekwerk staketsel: štankɛtsəl (Heerlen) traliewerk, heining, palissade, staketsel III-2-1