19488 |
hek, poortje |
gaardenpoortje:
gadepöatje (Q113p Heerlen),
vauweren:
(staketul).
vouwere (Q113p Heerlen),
veken:
veëke (Q113p Heerlen),
(schtanketsel).
väke (Q113p Heerlen)
|
hek [SGV (1914)] || tuinpoortje
III-2-1
|
33770 |
heksenvlechten |
heksenvlechten:
hɛksǝvlɛxtǝ (Q113p Heerlen)
|
Onontwarbaar kluwen in de manen dat ontstaat doordat vele paarden ''s nachts aan een ketting gebonden worden in plaats van aan een lederen riem. Bij het reiken naar de hooiruif en het op en neer bewegen van het hoofd schuift de ketting over de manenstrang, waardoor ruwe manen (heksenvlechten) ontstaan. Het volksgeloof schreef dit vroeger toe aan het werk van boze geesten, die het paard ''s nachts bereden. [N 8, 22; monogr.]
I-9
|
27808 |
helling |
stijgende baan:
štīgǝndǝ bān (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Hellende mijngang, vaak voor mechanisch vervoer. Het woordtype "grâle" wordt in de mijn van Beringen gebruikt voor een hellende gang die gaat van een grote dwarsgang naar een pijler die lager ligt. [N 95, 517; monogr.; N 95, add.; Vwo 344; Vwo 367]
II-5
|
27987 |
helling van een koollaag |
het invallen:
ǝt envalǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina]),
het stijgen:
ǝt štīgǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia]),
het vallen van de kolenlaag:
ǝt valǝ van dǝ kpǭǝlǝloǝx (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De hoek die een koollaag maakt met het horizontale vlak. Deze hoek, de hellingshoek, kan 0 tot 90 graden bedragen. Naar gelang de hellingshoek onderscheidt men vlak liggende, halfsteile en steile lagen. Het overgrote deel der koollagen in Zuid-Limburg (Ned.) ligt onder een flauwe helling. Soms komen daar halfsteile en steile hellingen voor (Driessen, pag. 8). [N 95, 519; monogr.]
II-5
|
18998 |
helpen |
helpen:
helpe (Q113p Heerlen)
|
helpen
III-1-4
|
27546 |
hemd |
hemd:
hęmǝ (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina]),
hɛ̄mǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Zwartberg, Waterschei]),
kuilhemd:
kulhɛ̄mǝ (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.]
II-5
|
19915 |
hemel |
hemel:
hi:məl (Q113p Heerlen),
hiemel (Q113p Heerlen)
|
hemel [RND], [SGV (1914)]
III-3-3
|
24652 |
hemelsleutel |
jansesbloem:
janssesblom (Q113p Heerlen)
|
St.-Jansbloem
III-4-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloek:
kluk (Q113p Heerlen),
klok:
klōk (Q113p Heerlen)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34470 |
hen zonder staart |
bolaars:
bolāš (Q113p Heerlen),
bolvot:
bolvot (Q113p Heerlen)
|
[N 19, 62b; monogr.]
I-12
|