e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
in de moestuin werken gardenieren: gardeneere (Heerlen), in de gaarde werken: in der gaad wirke (Heerlen) [N P (1966)] I-7
in de pap liggen in de melk staan: en dǝ melk štǭn (Heerlen) Eitjes en larven worden door de werkbijen in een pap van stuifmeel, honing en water gelegd. Hierin gedijen ze zeer snel. Men zegt dan "de larven liggen in de pap, in de melk". De cellen zijn dan nog niet verzegeld. [N 63, 22c] II-6
in de rot zetten rotten: rotǝ (Heerlen) Pasgemaakte loodwitverf enige maanden laten staan. Wanneer loodwit met lijnolie tot een dik deeg wordt aangemengd, heeft er een verzepingsproces plaats, waardoor de verf fijner van korrel wordt en een dekkender verflaag oplevert. Dit gaat met een kleine temperatuursverhoging gepaard en is na een paar maanden geëindigd (Zwiers II, pag. 303). [N 67, 27a] II-9
in de rug slaan (met de vuist) [cf. wld iii, 1.2] beuken: būəkə (Heerlen) Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)] III-3-2
in de schil gekookte aardappelen zwelmannetjes: schwelmenkes (Heerlen, ... ), sjwelmenke (Heerlen), Eigen syst.  sjwelmenkes (Heerlen) In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)] || krielaardappelen III-2-3
in groefleger liggen op laag leggen: op lǭx lɛgǝ (Heerlen) Gezegd van natuursteen die volgens de stand waarin hij in de groeve werd aangetroffen is gemetseld. Metselwerk dat op deze wijze was uitgevoerd, werd in K 353 'bruut metselwerk' ('brøt m'tsǝlw'rǝk') genoemd. [N 31, 31e] II-9
in lompen gekleed hoddelig: hóddəlich (Heerlen), lommelig: lōēməlich (Heerlen), schamel: sjááməl (Heerlen), slodderig: sjlóddərich (Heerlen) in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)] III-1-3
in ondertrouw gaan aangeven: áágêêvə (Heerlen), aanschrijven: áásjrīēvə (Heerlen) aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarbij de aanstaande echtgenoten elkaar verklaren dat zij met elkaar een huwelijk willen aangaan; in ondertrouw gaan [verscholen, ondertrouwen, ondertrouw doen, aantekenen] [N 87 (1981)] III-2-2
in verwachting zijn groot gaan: grôet gòə (Heerlen) Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)] III-2-2
in voorraad in voorraad: i-vûûrròət (Heerlen) in voorraad zijn [staan, voorradig zijn] [N 89 (1982)] III-3-1