e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jojo jojo: jojo (Heerlen) Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)] III-3-2
joker in het kaartspel witsenmaker: wietsemeëker (Heerlen) Joker. III-3-2
jokeren (kaartspel) jokeren: jookere (Heerlen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
jong (bn.) jong: ét kink is nog jonk (Heerlen) jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)] III-2-2
jong en kaal vogeltje adj. kak: vederloos, piepjong, niet vliegensrêe  kack (Heerlen) piepjong, pas uit het ei III-4-1
jong van een dier jong: joŋkt (Heerlen), jongt: ee jonkt (Heerlen) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (ve dier) [SGV (1914)] I-11, III-4-2
jong varken bag: bak (Heerlen), baggen (mv.): bage (Heerlen), baqǝ (Heerlen), bagje: bɛkskǝ (Heerlen), bɛkškǝ (Heerlen), kuusje: kyškǝ (Heerlen), varkentje: vɛrkškǝ (Heerlen) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge boom bronkmei: bronkmeije (Heerlen) boompjes ter ere van de bronk langs de huizen geplant III-4-3
jonge gans gansje: gø̜ǝskǝ (Heerlen) De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12
jonge geit geit: gēt (Heerlen), geitenlammetje: gētǝlɛmkǝ (Heerlen), geitje: getjǝ (Heerlen) [N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.] I-12