e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
juffrouw jonkvrouw: maagd, jongedochter  jompfrouw (Heerlen), juffrouw: juffròw (Heerlen), jungfer (du.): Van Dale (DN): Jungfer, 1. (vero.) juf(fer), juffrouw; - 2. (pej.) jongedochter, oude vrijster.  jompfer (Heerlen), mamzel (<fr.): Van Dale: mamzel (&lt;Fr.), mademoiselle, juffer.  mamsel (Heerlen) hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)] || juffer [SGV (1914)] III-3-1
jukondersteuning jukbouw: jukbouw (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), jøkbō.w (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Starre ondersteuning die bestaat uit twee stijlen en een kap en is vervaardigd uit hout, kaprail of uit speciaal daarvoor gefabriceerd profielijzer. Kenmerkend voor dit type ondersteuning is het feit dat de stijlen niet haaks op de laag, maar enigszins schuin geplaatst worden. De samengestelde ondersteuning heeft dan ook de vorm van een trapezium. [N 95, 322; N 95, 316] II-5
jurk kleed: kleed (Heerlen, ... ) 1.japon; - 2. jurk; - 3. robe || jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] III-1-3
jus, vleesnat broei: bruj (Heerlen), (vleesnat).  breuj (Heerlen), jus: Eigen syst.  jüj (Heerlen), saus: sāūs (Heerlen), soas (Heerlen), Eigen syst.  sōās (Heerlen), Verklw. säöske  saos (Heerlen) jus || Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: brui (groente, kool of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)] III-2-3
juweel juweel: jŭŭwîel (Heerlen) een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)] III-1-3
kaak kaak: kaak (Heerlen, ... ) kaak [DC 02 (1932)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaakbeen(rand) raak: raak (Heerlen, ... ), rake (Heerlen, ... ) kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
kaakgestel geschaar: gəsjīēr (Heerlen), kaken (mv.): káákə (Heerlen) kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd biljartbal: biljartbol (Heerlen), kale kop: kaale kop (Heerlen), kletskop: kletschkop (Heerlen, ... ), kletskop (Heerlen), platenkop: platekop (Heerlen) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaalsnijden uitsnijden: ūtšni-jǝ (Heerlen) Het uitsnijden van alle of bijna alle raten met een mes. [N 63, 81b] II-6