21336 |
juffrouw |
jonkvrouw:
maagd, jongedochter
jompfrouw (Q113p Heerlen),
juffrouw:
juffròw (Q113p Heerlen),
jungfer (du.):
Van Dale (DN): Jungfer, 1. (vero.) juf(fer), juffrouw; - 2. (pej.) jongedochter, oude vrijster.
jompfer (Q113p Heerlen),
mamzel (<fr.):
Van Dale: mamzel (<Fr.), mademoiselle, juffer.
mamsel (Q113p Heerlen)
|
hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)] || juffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
27387 |
jukondersteuning |
jukbouw:
jukbouw (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
jøkbō.w (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Starre ondersteuning die bestaat uit twee stijlen en een kap en is vervaardigd uit hout, kaprail of uit speciaal daarvoor gefabriceerd profielijzer. Kenmerkend voor dit type ondersteuning is het feit dat de stijlen niet haaks op de laag, maar enigszins schuin geplaatst worden. De samengestelde ondersteuning heeft dan ook de vorm van een trapezium. [N 95, 322; N 95, 316]
II-5
|
18192 |
jurk |
kleed:
kleed (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
1.japon; - 2. jurk; - 3. robe || jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
broei:
bruj (Q113p Heerlen),
(vleesnat).
breuj (Q113p Heerlen),
jus:
Eigen syst.
jüj (Q113p Heerlen),
saus:
sāūs (Q113p Heerlen),
soas (Q113p Heerlen),
Eigen syst.
sōās (Q113p Heerlen),
Verklw. säöske
saos (Q113p Heerlen)
|
jus || Saus of jus (sop?) [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: brui (groente, kool of vleesnat?) Uitspraak a.u.b. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18232 |
juweel |
juweel:
jŭŭwîel (Q113p Heerlen)
|
een geslepen edelsteen die als sieraad dient [juweel, edelsteen, bijou, bagge] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen)
|
kaak [DC 02 (1932)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
raak:
raak (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
rake (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
kaakrand waarin de tanden staan [raak] [N 10 (1961)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)]
III-1-1
|
17604 |
kaakgestel |
geschaar:
gəsjīēr (Q113p Heerlen),
kaken (mv.):
káákə (Q113p Heerlen)
|
kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
biljartbal:
biljartbol (Q113p Heerlen),
kale kop:
kaale kop (Q113p Heerlen),
kletskop:
kletschkop (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen),
kletskop (Q113p Heerlen),
platenkop:
platekop (Q113p Heerlen)
|
kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28604 |
kaalsnijden |
uitsnijden:
ūtšni-jǝ (Q113p Heerlen)
|
Het uitsnijden van alle of bijna alle raten met een mes. [N 63, 81b]
II-6
|