33235 |
keeltjes, raapstelen |
reubsteel:
rø̄b˱štīǝl (Q113p Heerlen),
steel:
štēl (Q113p Heerlen)
|
Groente bestaande uit dunne stengels en zeer jong kort blad van de koolraap, die zeer dicht gezaaid zijn zodat er geen knolvorming kan plaatsvinden. Raapstelen worden vooral in stamppot verwerkt. [monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|
24180 |
keep |
turkse boekvink:
turksje bookvink (Q113p Heerlen)
|
keep (14,5 man heeft oranje aan kop en borst, in het voorjaar zwarte kop en borst; vaak tussen vinken; alleen op trek en in winter; roep [wèèèèèk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28188 |
keerdeur |
keerdeur:
kiǝrdȳr (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia])
|
Luchtdeur waarmee men een luchtstroom van richting kan doen veranderen. [N 95, 215]
II-5
|
28118 |
keergaas |
afslag:
āfšlāx (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
blaaspapier:
blñǝspapīr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
harmonicadraad:
harmonikadroat (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Bekleding die in het ontkoolde pand wordt aangebracht om te verhinderen dat bij het opvullen stenen in de galerij worden geblazen. De term "blaaspapier" werd volgens de invuller uit Q 113 op de mijn Emma gebruikt voor gaas dat met papier was bekleed. De zegsman uit Q 113 die invult voor de mijnen Oranje-Nassau I-IV merkt op dat de "afslag" zaklinnen was, dat was versterkt met draad. [N 95, 563; monogr.]
II-5
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
voordel:
vø̄ ̝ǝdǝl (Q113p Heerlen),
vø̄ldǝr (Q113p Heerlen),
voorling:
vȳǝrleŋ (Q113p Heerlen)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
WBD/WLD
kèffə (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22497 |
kegelbaan |
kegelsbaan:
kegelsbaan (Q113p Heerlen)
|
Kegelbaan.
III-3-2
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
kēgələ (Q113p Heerlen)
|
De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegelen:
mɛtə ke.gələ we.ət ne:t mi.ə chəsjpîlt (Q113p Heerlen)
|
met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
23066 |
kegelspel add. |
zeuten?:
Van zeuët, inzet.
zeuëte (Q113p Heerlen)
|
Partij maken, saamspelen b.v. bij t kegelen.
III-3-2
|