27690 |
ketelhuis |
ketelhuis:
keǝtǝlhūs (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Maurits]),
kēǝtǝlhūs (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
Plaats waar de stoomketels van de mijn zich bevinden. Zij produceren stoom voor de aandrijving van generatoren en persluchtcompressoren. [N 95, 17; monogr.]
II-5
|
22920 |
ketelmuziek add. |
huilbier:
Oud gebruik bij den ondertrouw: om bier kwam men een soort treurmuziek maken; in later tijd schoot men pistolen af.
huulbier (Q113p Heerlen)
|
Huilbier.
III-3-2
|
22560 |
ketelmuziek maken |
rammelen:
Geh. Heerle [pag. 19: = Heerlen (Q 113)]. Men hoort ook in Limb.: den beer uitzenden, toeten, den ezel drijven, enz. (t Daghet in den Oosten IX, 17)
rammelen (Q113p Heerlen)
|
Ketelmuziek maken.
III-3-2
|
28286 |
kettingbaan |
kettingbaan:
kettingbaan (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Wilhelmina])
|
Toestel, bestaande uit een ketting zonder eind met daaraan meenemers, dat tussen de rails is gemonteerd. De kettingbaan wordt gebruikt voor het over korte afstand verplaatsen van mijnwagens. Volgens een respondent uit Q 121 werd de kettingbaan op de Domaniale mijn voornamelijk toegepast voor het transport in kleine hellingen, meestal in de nabijheid van de schacht. [N 95, 689; N 95, 703; monogr.]
II-5
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
kęteŋ[eg] (Q113p Heerlen),
weie(n)[eg]:
wę ̝i̯ǝ[eg] (Q113p Heerlen)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
29003 |
kettingsteek |
kettingstreek:
kɛteŋštriǝk (Q113p Heerlen)
|
Een doorlopende serie van lusvormige steken die samen een ketting vormen. Deze wordt als siersteek gebruikt op kleding, huishoudgoed, lingerie en functioneel als garenlus (Het Beste Naaiboek, pag. 133). [N 62, 16a; N 62, 9]
II-7
|
19665 |
keuken |
keuken:
ky(3)̄əkə (Q113p Heerlen),
kø̄kə (Q113p Heerlen)
|
keuken
III-2-1
|
19480 |
keukenkast |
schap:
sjaap (Q113p Heerlen)
|
keukenkast
III-2-1
|
18894 |
keus |
keus:
keus (Q113p Heerlen),
kuës (Q113p Heerlen),
uit-wahl (< du.):
ōētwààl (Q113p Heerlen),
wahl (du.):
wààl (Q113p Heerlen)
|
het kiezen, de mogelijkheid om te kiezen [keus, keur] [N 85 (1981)] || keuze || keuze, keus
III-1-4
|
24334 |
kever, tor |
kever:
käver (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
kever [SGV (1914)] || tor [SGV (1914)]
III-4-2
|