18004 |
koorts |
fieber (du.):
fi.əbər (Q113p Heerlen),
fīēber (Q113p Heerlen)
|
koorts [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
19856 |
kop |
kop:
kǫp (Q113p Heerlen),
kopzijde:
kǫp˲zij (Q113p Heerlen),
tas:
Verklw. teske
tas (Q113p Heerlen),
zijkant:
zi.jkaŋk (Q113p Heerlen)
|
De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.] || kop
II-8, III-2-1
|
27995 |
kop van de pijler |
pijlerkop:
[pijler]kǫp (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
strebkop:
[streb]kǫp (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280]
II-5
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (Q113p Heerlen)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
25412 |
kop verwijderen |
kop afsnijden:
kǫp āfšni-jǝ (Q113p Heerlen)
|
Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.]
II-1
|
33137 |
kopdorser |
wals:
wals (Q113p Heerlen)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
21411 |
kopen |
gelden:
gebruikelijk -
gälle (Q113p Heerlen),
kopen:
koope (Q113p Heerlen)
|
koopen [SGV (1914)]
III-3-1
|
31225 |
koper |
koper:
kuǝpǝr (Q113p Heerlen)
|
In zuivere toestand een roodachtig-bruin metaal, zeer rekbaar en weker dan smeedijzer. Geelkoper of messing is een legering van koper met ca. 30 tot 40% zink en meestal een weinig tin. [N 66, 58a-b; monogr.]
II-11
|
19883 |
koper poetsen |
koper poetsen:
koeper-poetse (Q113p Heerlen),
ook al is dit metaal geen koper
kauwpər poetse (Q113p Heerlen)
|
metaal met behulp van vloeibare of zachte poetsmiddelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
28230 |
koperen mijnlamp |
blanke lamp:
blaŋkǝ lamp (Q113p Heerlen
[(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
koperen lamp:
kūǝpǝrǝ lamp (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
stijgerslamp:
štīgǝrslamp (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Uit koper, volgens Lochtman (pag. 47) ook uit messing vervaardigde benzinelamp. In de Nederlandse mijnen was de koperen lamp een onderscheidingsteken dat door iedereen die opzichter of hoger was, werd gedragen. In de mijnen van Zwartberg en Waterschei kon men volgens de invuller uit L 417 aan de koperen mijnlamp de ingenieurs herkennen. Naast de controle op mijngas was de koperen mijnlamp, aldus een respondent uit Q 113, ook nodig toen men nog met het kompas de richting moest aangeven. Een ijzeren lamp zou het kompas laten afwijken van het noorden. [N 95, 262a; N 95, 262b; N 95, 129; monogr.; N 95, 242]
II-5
|