25264 |
maatje, maat van 0,1 liter |
maatje:
(vloeistof).
möətjə (Q113p Heerlen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20870 |
macaroni |
macaroni:
makron (Q113p Heerlen),
noedelen:
noedele (Q113p Heerlen, ...
Q113p Heerlen)
|
macaroni || makaroni
III-2-3
|
31279 |
machinale hamer |
lofthamer:
lofhāmǝr (Q113p Heerlen),
stoomhamer:
štōmhāmǝr (Q113p Heerlen),
veerhamer:
vērhāmǝr (Q113p Heerlen)
|
Hamer, door stoom, perslucht of elektriciteit aangedreven, waarmee zware voorwerpen kunnen worden gesmeed. De machinale hamer wordt doorgaans alleen in fabrieken en grote smederijen gebruikt. Hij bestaat uit een hamergewicht dat tussen loodrechte rails aan een touw of stang is bevestigd en vanaf een bepaalde hoogte naar beneden kan vallen. Wanneer de hamer door stoom wordt aangedreven, spreekt men van een stoomhamer; een hamer op perslucht wordt luchtdrukhamer genoemd. Bij de veerhamer is het hamergewicht aan een bladveer bevestigd om de hamerwerking te verhogen. De veerhamer wordt onder meer gebruikt bij het smeden van spaden en schoppen. [N 33, 70-72; N 33, 76]
II-11
|
25552 |
machine om roggebrooddeeg te maken |
roggebroodmachine:
rǫgǝbruǝtmašin (Q113p Heerlen)
|
Vergelijk het lemma ''mengmachine voor deeg''. [N 29, 104]
II-1
|
28852 |
machinegaren |
machinegaren:
mašinǝgārǝ (Q113p Heerlen)
|
Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.]
II-7
|
24879 |
madeliefje |
margrietje:
margritšǝ (Q113p Heerlen),
meizoetje:
męi̯zø̜i̯tšǝ (Q113p Heerlen),
weidebloemetje:
Made, oud-Holl. voor weide
wéjeblumke (Q113p Heerlen),
weiebloempje:
węi̯ǝblømkǝ (Q113p Heerlen)
|
Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje
I-5, III-4-3
|
27147 |
magazijn |
magazijn:
magazin (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Eisden]),
magǝzīn (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Algemene benaming voor een ondergronds of bovengronds magazijn. Het woordtype "catrîye" is specifiek van toepassing op een ondergronds magazijn. [N 95, 9; Vwo 492; Vwo 222; monogr.]
II-5
|
27248 |
magazijnmeester |
magazijnmeester:
magazīnmēstǝr (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Laura, Julia]),
magǝzīnmēstǝr (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Opziener over hetgeen in een magazijn boven- en ondergronds voorhanden is. Het woordtype "chef-catrîye" is specifiek van toepassing op de magazijnmeester van een ondergronds magazijn (Vanwonterghem pag. 90). [N 95, 160; Vwo 231; monogr.]
II-5
|
17554 |
mager |
mager:
maager (Q113p Heerlen),
mager (Q113p Heerlen),
mááger (Q113p Heerlen),
schraal:
schrael (Q113p Heerlen),
sjráál (Q113p Heerlen)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
17555 |
mager worden |
krimpen:
krūmpə (Q113p Heerlen),
smal worden:
sjmáál wêêdə (Q113p Heerlen)
|
Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|