27701 |
opleidingsgebouw |
opleidingsgebouw:
oplę̄deŋsgǝbǫw (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Maurits])
|
Plaats waar men de aankomende mijnwerker in het vak schoolt. Met de afkorting T.W.I. wordt bedoeld "Training Works Instructions". De Bovengrondse Vakschool, de B.V.S., leidde op tot bankwerker en elektricien (Kemp pag. 35). [N 95, 24; N 95, 24 add.]
II-5
|
34356 |
opleppen |
optrekken:
optrękǝ (Q113p Heerlen)
|
Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.]
I-12
|
18811 |
opletten |
acht geven:
àch-gêêvə (Q113p Heerlen)
|
oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18810 |
oplettend |
op zijn qui-vive:
óp zĭĕng kĭĕvīēvə (Q113p Heerlen)
|
oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21275 |
opmaken |
opmaken:
gɛlt opma:kə (Q113p Heerlen),
opmākə (Q113p Heerlen)
|
geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|
33925 |
opmaken van staart en manen |
opmaken:
opmākǝ (Q113p Heerlen),
ǫpmākǝ (Q113p Heerlen)
|
In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b]
I-9
|
29110 |
opnaaisel |
oprijg:
oprēx (Q113p Heerlen)
|
Omgenaaide plooi in een kledingstuk waardoor het korter wordt. [N 62, 20]
II-7
|
32928 |
opper |
mijt:
mīt (Q113p Heerlen)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|
17566 |
opperhuid |
nerf:
nerft (Q113p Heerlen),
vel:
vèël (Q113p Heerlen)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29016 |
oppoffen |
oppoffen:
ōppufǝ (Q113p Heerlen)
|
Tot een pof opnemen. [N 62, 29]
II-7
|